WAT ONS BEZIG HOUDT KRITIEK OP EEN WETSONTWERP Niet ieder zal bij zich zeil een grote interesse voelen ontwaken, wanneer hij ver neemt, dat bij de Tweede Kamer een wetsontwerp vennootschapsbelasting 1960 is ingediend. Het vereist dikwijls een zeer ge- Specialiseerde kennis om aan de discussie over dergelijke ontwerpen te kunnen deel nemen en het is dan ook wel te begrijpen, dat de eigenlijke discussie over fiscale onder werpen veelal slechts binnen een beperkte kring van deskundigen gevoerd wordt .De interesse van de „buitenwacht" wordt ge woonlijk eerst opgewekt indien het ontwerp wet is geworden en men de nieuwe regeling aan den lijve ondervindt. Toch zou het zeer onjuist zijn, indien onze banken niet reeds thans met grote belang stelling de ontwikkeling rond het aanhangige wetsontwerp vennootschapsbelasting 1960 zouden volgen. De in dit wetsontwerp voor gestelde fiscale behandeling van de land- bouwkredietbanken roept nl. op onderschei den punten ernstige kritiek onzerzijds op. Juist omdat deze kritiek punten betreft, die voor de dagelijkse praktijk van onze banken van groot belang zijn, hebben wij in dit num mer van ons blad een uitvoerige beschouwing over het wetsontwerp opgenomen. Zoals u uit het artikel „De aangesloten banken en de belasting" moge blijken, richt onze kritiek zich niet tegen de eigenlijke rechtsgrond, die de minister voor de op de boerenleenbanken toepasselijke tarifering heeft aangevoerd. Bezwaren maken wij echter tegen het voornemen aan de boerenleen banken bepaalde belemmeringen in de weg te leggen, die niet uit de vooropgestelde rechts grond voortvloeien. Deze belemmeringen, die aan de vennoot schapsbelasting volkomen vreemd zijn, zou den met zich brengen dat de positie van onze aangesloten banken, door middel van een fiscale regeling, wordt achtergesteld bij die van andere financiële instellingen. Aan karakter en werkwijze van onze banken wordt in het ontwerp niet voldoende recht gedaan. Wij zijn er zeker van, dat onze banken na lezing van het desbetreffende artikel in dit blad er van overtuigd zijn, dat het wetsont werp onze belangstelling en waakzaamheid reeds thans volledig waard is, niet in de laatste plaats door de fundamentele en prak tische bezwaren waarvoor onze banken, bij aanneming van het ontwerp, zouden kunnen komen te staan. ER KOMT SCHOT IN De opmerkzame lezer zal zich inmiddels al wel eens afgevraagd hebben, hoe het toch staat met het rapport van de Commissie Landbouwkrediet. Weliswaar is dit rapport herhaaldelijk, vooral in de eerste maanden van dit jaar, ter sprake gebracht, doch in de laatste maanden was de schijnwerper van deze rubriek voornamelijk op andere zaken gericht. Is het Rapport Landbouwkrediet bezig geruisloos onder de tafel te verdwijnen.'1 Niets is minder waar! Achter de „officiële stilte" heeft zich op de Centrale Bank in de deze keer het aanhangige wetsontwerp vennootschapsbelasting 1960. het door een studiecommissie uitgebrachte preadvies naar aanleiding van het rapport van de Commissie Land bouwkrediet. het verloop van de Raiffeisen- dag 1960. het opgaan van „De Nieuwe Spaarbank" te Uithuizermeeden in de spaarbank van de Coöperatieve Boeren leenbank aldaar. Wat ons bezig houdt 403

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 3