den de bodemoppervlakte behoorde aan de
staat, die echter niet zelf exploiteerde, doch
de mijnen voor exploitatie toewees aan de
hoogste bieders tegen betaling van een be
paald percentage van de waarde van het
gewonnen metaal. Degenen die dergelijke
mijnconcessies bezaten, maakten voor de ex
ploitatie gebruik van slavenarbeid. Zo waren
er 15 a 20.000 slaven werkzaam in de mijnen
onder de slechtste omstandigheden. Zij wer
den per dag van slavenhandelaren gehuurd
tegen een prijs van ongeveer 5 hedendaagse
drachmen elk (1 hedendaagse drachme is
p.m. 0,13), welke uitzonderlijk goedkope
arbeidskracht tot enorme winsten voor de
mijnexploitanten aanleiding gat.
In de eerste door Pericles (Grieks staats
man uit de 5e eeuw vóór Chr.) aangeboden
staatsbegroting beliepen de staatsinkomsten
uit hoofde van in concessie gegeven mijn-
exploitaties een waarde van ongeveer 12'A
miljoen hedendaagse drachmen.
De metaalertsen werden weliswaar nog
primitief behandeld, hoewel meer moderne
procédé s (zoals filteren en wassen) reeds be
kend waren. De resultaten moeten echter
wel opmerkelijk zijn geweest indien in aan
merking wordt genomen, dat het zilverge
halte van munten omstreeks 95 °/o bedroeg
en de Atheense handwerklieden beroemd
waren om hun werkstukken.
Om hun noodzakelijke importen van voe
dingsmiddelen te kunnen dekken, namen de
Atheners hun toevlucht tot de export van
goederenfabrikaten. Aldus kreeg de Atheense
beschaving een in hoge mate burgerlijk
karakter.
Teneinde een hoofdstad te worden moest
Athene haar industriële bekwaamheidzohoog
mogelijk opvoeren en de afzet van industriële
prcdukten verzekeren. Deze afzet was in het
Atheense achterland echter niet gemakkelijk
te bewerkstelligen vanwege de moeilijke ver
bindingen. Anders dan de Romeinen waren
de Atheners nl. nimmer grote wegenbouwers.
Er bestond dan ook geen postdienst en even
min een hotelindustrie in Athene.
De enige weg die de Atheners overbleef
was de zee. Zo werden eerst Athene, via de
haven Piraeus, en daarna Salamis, toonaan
gevend in de gebieden rcnd de Oostelijke
Middellandse Zee. Hun vloten bestonden
uit grote zeilschepen met een capaciteit van
meer dan 200 ton, bemand met slaven aan
de roeiriemen, en varende met snelheden tot
ongeveer 8 mijl per uur. Het waren vracht
schepen die echter ook passagiers meenamen,
wier passagekosten varieërden naar gelang
van hun lichaamsgewicht en het gewicht van
hun bagage. Zowel passagiers als bagage
werden als „goederen' beschouwd, zoals b.v.
zakken tarwe of aardappels. De „accommo
datie" aan boord was daarmede dan ook ge
heel in overeenstemming, evenals de passage-
kosten, die in het algemeen laag waren, zo
dat men voor een bedrag van, zegge, 25 he
dendaagse drachmen Egypte kon bereiken.
Eerlijke Atheners en gewiekste goden
Het moeilijkste probleem voor de Atheners
vormde het monetaire- en banksysteem, en
te dien aanzien begrepen zij uitstekend wat
andere volken nimmer konden begrijpen,
namelijk, dat het daarbij niet zozeer ging om
bekwaamheid en handigheid, doch ook en
vooral om oprechtheid. Eerlijkheid duurde,
ook toén, het langst.
Terwijl andere staten zich vaak op immo
rele wijze van het middel der devaluatie be
dienden, spreidde Athene daarentegen juist
een ongewone eerlijkheid en wijsheid ten
toon door aan de drachme een stabiele
waarde en een groot prestige te verlenen. De
drachme werd aldus een bij uitstek inter
nationaal betaalmiddel, verdeeld in 6 „oboli"
ad elk ongeveer 5 hedendaagse drachmen en
met een vast zilvergehalte dat zich nimmer
was
aan
uit-
de
van een
wijzigde. In de destijds bekende wereld
de koopkracht van de drachme gelijk
een bushel tarwe.
De drachme,
gegeven in
vorm
munt, was voor
al bij wat grotere
hoeveelheden,
echter niet ge
makkelijk han
teerbaar, en deze
moeilijkheid
leidde tot de ver
schijning van
banken, wier ge
schiedenis het mogelijk maakt ook de schijn
heiligheid en oneindige vindingrijkheid van
de Atheners te doorgronden.
Atheense
tetradrachme
433