WAT ONS BEZIG HOUDT
De troonrede heeft ons dit jaar verrast
door, zij het met enig voorbehoud, verlaging
van de belastingen in het vooruitzicht te stel
len. Aan het optimistische beeld van de ont
wikkeling van onze welvaart wordt zodoende
nog een nieuw aspect toegevoegd. Voor de
landbouw lijkt er echter weinig reden tot
juichen te zijn. Dat de minister van Land
bouw thans meer bereid schijnt dan een jaar
geleden om de kostprijzen als uitgangspunt
te nemen voor het te voeren garantiebeleid,
kan de ongerustheid, die inmiddels in de
landbouw is ontstaan, niet wegnemen. Ver
dere bijzonderheden betreffende dit onder
werp vindt U in dit nummer van de Raif-
feisen-Bode in de Kroniek van Land- en
Tuinbouw.
HET BORGSTELLINGSFONDS VRAAGT
HYPOTHEEK
Naar ons is gebleken heeft het Borgstel
lingsfonds voor de Landbouw enige maanden
geleden het besluit genomen dat een debiteur,
voor wie het fonds zich garant stelt, indien
hij onroerend goed bezit, tot het volle bedrag
der borgstelling hypotheek moet geven aan
de bank die het geld verstrekt. Slechts wan
neer het gaat om borgstellingen die een be
drag van 2.000,te boven gaan wordt
deze eis gesteld. De centrale banken hebben
gemeend hun bezwaren tegen handhaving
van deze eis in al zijn consequenties bij het
Borgstellingsfonds kenbaar te moeten maken.
De eis lijkt minder goed te stroken met de
opzet van het fonds. Het doel van het Borg
stellingsfonds toch is financieringen mogelijk
te maken, die, hoewel verantwoord, anders bij
het ontbreken van de geijkte zekerheden,
achterwege zouden blijven. De maatstaven,
welke worden aangelegd, ter beoordeling van
de vraag of een bepaalde aanvraag tot borg
stelling kan worden ingewilligd, moeten
worden gezocht in de kredietwaardigheid van
de betrokkene, waarbij tevens moet worden
nagegaan of de beoogde investering verant
woord is. Door de gestelde eis wenst het
fonds, dat zekerheden aan de bank worden
gegeven, wegens het ontbreken waarvan deze
instelling juist in het leven is geroepen.
Daar het Borgstellingsfonds slechts een
garantie geeft als de betrokkene geen vol
waardige zekerheid aan de bank kan geven,
is het duidelijk, dat bij het geven van een
garantie het onroerend goed reeds voor ten
minste 2h van de waarde belast zal zijn
(meestal met eerste hypotheek ten behoeve
van de boerenleenbank). De bedoeling van
het Borgstellingsfonds is, de overwaarde te
verbinden tot zekerheid van de door haar
gegarandeerde lening. Indien die eis niet
werd gesteld zou, nadat de eerste hypothe
caire lening door aflossing was verkleind, de
debiteur zekerheid vrij krijgen, waarop hij bij
de bank geld zou kunnen opnemen ten einde
een nieuwe investering te ondernemen. Nu
het Borgstellingsfonds de eis heeft gesteld,
dat de debiteur een tweede hypotheek moet
stellen tot zekerheid van het door het fonds
gegarandeerde voorschot, is het duidelijk,
dat daarmede de debiteur de mogelijkheid
benomen wordt zijn bedrijf verder uit te
bouwen zonder hulp van het fonds, hetgeen
niet in overeenstemming moet worden ge
acht met het aanvullende karakter van dit
lichaam. Het moet normaal worden be
schouwd, dat iemand, die zijn bedrijf met
behulp van een lening onder garantie van het
fonds heeft verbeterd, dit verder zoveel
mogelijk uit eigen kracht voortzet en uit
bouwt. Het heeft zeker zin en dat gebeurt
ook in de praktijk dat het fonds controle
uitoefent op de wijze waarop de debiteur zijn
zekerheden besteedt, doch het is niet juist, dat
het fonds deze in feite voor zich zelf
reserveert.
Een ander bezwaar is dat de gestelde eis
kan leiden tot overbelasting van het on
roerend goed. Met name zal dit kunnen voor-
TROONREDE
364