RAIFFEISEN ZONDER GRENZEN
In 1849 trokken de burgemeester en de dominee van het Duitse dorpje Flammersfeld er
op uit om in persoonlijke gesprekken onder de dorpsgenoten leden te winnen voor de „Flam-
mersfelder Hllfsverein zur Unterstutzung unbemittelter Landwirte". Deze „Hillsverein" is de
eerste geweest van de tienduizenden coöperatieve kredietbanken, welke direct of indirect de in
vloed van burgemeester Raiffeisen hebben ondergaan. Het kleine groepje Flammersfelders
staat boven aan de lijst van de miljoenen, die tot de leden van deze banken behoren of tijdens
hun leven hebben behoord.
Raiffeisen zelf heeft het in de laatste jaren van zijn leven nog mogen beleven, dat zijn
idee de grenzen van zijn vaderland overschreed. In Oostenrijk en Zwitserland vonden zijn
gedachten het eerst weerklank. Daarna volgden andere landen als Frankrijk, België en
Nederland.
Tegenwoordig kan men over de hele wereld kredietsystemen vinden, die niet los zijn te
denken van Raiffeisen's baanbrekende werk. Niet alleen de Credit Unions in Noord-Amerika,
maar ook kredietverenigingen zoals b.v. in Brazilië, Nigeria, Haïti of de Fiji-eilanden voor
komen, zijn beïnvloed door de Raiffeisenidee. Eind 1958 waren er in de U.S.A. en Canada
23.700 Credit Unions, met een gezamenlijk aantal van ruim 13 miljoen leden, terwijl er in
West-Europa 22.400 landbouwkredietbanken voorkomen met een totaal van bijna 4,5 miljoen
leden. Over de andere landen zijn slechts fragmentarische gegevens beschikbaar. De vermelde
cijfers tonen echter wel aan, dat de Raiffeisengedachte niet aan een bepaalde nationaliteit ge
bonden is, maar integendeel voor onderling zeer uiteenlopende landen vruchtdragend is
gebleken.
Ondertussen is het „coöperatieve beginsel" zoals dat door Raiffeisen is „ontdekt", nog
geenszins aan het einde van zijn verbreiding over de wereld. Telkens komen er weer landen bij,
die grote belangstelling tonen voor het Raifleisenkredietsysteem. Zo kwamen enige tijd ge
leden een Egyptenaar en een Pakistaner gedurende enkele weken de Nederlandse Raiffeisen-
organisatie op onze Centrale Bank bestuderen. Wij zouden wensen, dat met name in de jonge
Afrikaanse staten de gedachte van de onderlinge samenwerking zou gaan ontwaken en dat ook
daar op de door Raiffeisen aangegeven beginselen, een gezond coöperatief kredietwezen zou
gaan opbloeien. Men zegge niet te snel, dat dit onmogelijk is, omdat de inheemse bevolking te
arm zou zijn. Ook op het platteland in Duitsland wist men immers ten tijde van de oprichting-
der eerste Raiffeisenbanken maar al te goed wat armoede was. Er zijn reeds verheugende
symptomen, die er op wijzen, dat Afrika zich door de Raiffeisengedachte voelt aangetrokken.
Zou het daarbij niet in de geest van Raiffeisen zijn, indien landen, waarin het coöperatief
kredietwezen inmiddels volwassen is geworden, de behulpzame hand zouden bieden aan die
landen, die thans de oprichting van coöperatieve verenigingen overwegen? Met name de West-
Europese organisaties, die in de Internationale Vereniging voor Landbouwkrediet (de C.I.C.A.)
verenigd zijn, zouden hier goed werk kunnen doen, b.v. door personen uit de jonge Afrikaanse
landen in de gelegenheid te stellen bij hen de nodige kennis en ervaring op te doen.
De „Raiffeisendag", die wij op 20 oktober 1960 vieren ter herinnering aan 1849, moge ons
dankbaar stemmen, dat veel is bereikt, zowel in ons land als buiten onze grenzen. Tegelijk
echter moge deze dag ons erbij bepalen, dat de „Raiffeisenidee" geen grenzen kent en in prin
cipe ook voor vele anderen nog rijke toepassingsmogelijkheden bevat.
363