WENKEN VOOR KASSIERS Wanneer een bank een verhuurd pand heeft aangekocht, is het raadzaam de huur reeds op te zeggen en de vordering tot ont ruiming aanhangig te maken nog voordat de vorengenoemde termijn van 3 jaar na de ver krijging van het onroerend pand is ver streken. Al is het niet mogelijk, de ontruiming van het pand vóór het verstrijken van die termijn te weeg te brengen, dan kan men toch reeds in de tussentijd een vonnis tot ont ruiming verkrijgen. Door dat vonnis wordt de huurder duidelijk gemaakt, dat het de bank er om te doen is de beschikking over het pand te verkrijgen. De huurder, die in een vonnis tot ontruiming is veroordeeld, zal bij de gemeentelijke instanties met zijn ver zoek tot toewijzing van andere woonruimte eerder gehoor vinden dan een huurder, die nog niet tot ontruiming veroordeeld is. De bank wint, door de ontruiming tijdig te vragen, tijd, want als de termijn van drie jaar eenmaal verstreken is, is zij in elk ge val zeker van haar recht, terstond de ont ruiming te weeg te brengen. Opheffing van de huurbescherming Een recente wijziging van de huurwet heeft aan de overheid de bevoegdheid gegeven, de toepassing van de voornaamste bepalingen van de Huurwet in bepaalde, door de over heid nog aan te wijzen gemeenten, op te hef fen. In de eerste plaats heeft deze maatregel ten doel, de door de Huurwet vastgestelde wettelijke huurmaxima voor die gemeenten buiten werking te stellen. Wanneer met be trekking tot een gemeente zulk een maatregel genomen is, treedt aldaar ook een wijziging in de regeling van het recht op huurbescher ming in. Het recht op huurbescherming wordt niet helemaal opgeheven maar toch aanzien lijk verzwakt. Voor zover wij weten, is tot nu toe nog niet een gemeente aangewezen, waar de Huurwet op de vorengenoemde manier buiten toepassing is verklaard. Wij willen daarom de regeling van de huurbescherming, die in zulke gemeenten zal gelden, buiten bespreking laten. Het bekende gezegde „gouverner c'est prévoir" (regeren is vooruitzien) is natuurlijk ook van toepassing op de administratie van onze aangesloten banken. Zo mag aangenomen worden, dat de meeste kassiers/directeuren teneinde te voorkomen, dat in de maand december alles tegelijk aan bod komt met de rente berekening van de spaarbank geheel bij zijn. Dat wil zeggen, dat de rente over de begin- saldi is berekend en het totaal hiervan kleine afrondingsverschillen daargelaten sluit met de renteberekening over de totale spaargelden per 1 januari. Zoals bekend ver ondersteld mag worden, wordt met het eerste totaal de rentecontrolestaat geopend. De rente over de mutaties stortingen en terugbetalingen wordt per halve maand gecontroleerd en de halfmaandelijkse rente totalen eveneens op genoemde staat geno teerd. Dat het bijhouden van deze staat geen grcte moeilijkheden oplevert, blijkt wel uit het feit, dat zelfs kassiers met weinig admi nistratieve opleiding aan de hand van deze staat een prima sluitende renteberekening opleveren. Zij voorkomen daardoor niet al leen reclames van cliënten over een onjuiste renteberekening, doch geven bovendien blijk gevoel te hebben voor een juiste controle. Het regelmatig bijhouden van de rentebere kening over de mutaties heeft uiteraard dit voordeel, dat tegelijk met het boeken van de mutatie de rente daarachter kan worden ge noteerd of indien uitsluitend de mutatie tijdens de aanwezigheid van de cliënt op de individuele grootboekkaart wordt geboekt, na afloop van de zitting. Het totaal van de dagstortingen volgens de grootboekkaarten wordt vergeleken met het overeenkomstige totaal volgens het dag boek, resp. de dagboeken (idem de terugbe talingen), terwijl hetzelfde geschiedt met de geboekte renteposten. Een foutieve rentebe rekening blijkt uit de halfmaandelijkse con trole, doch kan natuurlijk ook dagelijks wor den gecontroleerd. De saldi per 1 januari werden vanzelf sprekend al in de eerste helft van het jaar 395

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 35