Gevallen, waarbij het recht van de huurder
op huurbescherming niet opgaat
Het recht van de huurder om krachtens
huurbescherming in het genot van het ge
huurde te blijven is niet absoluut. In bepaalde
gevallen zal hij door de verhuurder tot ont
ruiming genoodzaakt kunnen worden. Voor
de boerenleenbanken zijn daarbij met name
de volgende twee gevallen van belang:
1. De verhuurder kan ontruiming vor
deren, indien de gewezen huurder, die krach
tens huurbescherming in het genot van het
gehuurde goed wil blijven, het genot kan
verkrijgen van „een soortgelijk, de huurprijs
mede in aanmerking genomen, hem passend
onroerend goed en in verband daarmee van
de verhuurder niet kan worden gevergd dat
de huurder of gewezen huurder nog langer in
genot van het goed blijft."
2. De verhuurder kan ook ontruiming
vorderen, wanneer hij het gehuurde pand zo
dringend nodig heeft voor eigen gebruik, dat
van hem, de economische belangen en maat
schappelijke behoeften van beide partijen
naar billijkheid in aanmerking genomen, niet
kan worden gevergd dat de gewezen huurder
nog langer in het genot van het goed blijft.
Deze twee ontruimingsgronden gelden on
afhankelijk van elkaar. Het is derhalve
mogelijk de huurder tot ontruiming te bren
gen indien de verhuurder het onroerend goed
dringend nodig heeft voor eigen gebruik, ook
al staat vast dat voor de huurder geen andere
passende woonruimte beschikbaar is. Omge
keerd zal de huurder ook tot ontruiming
kunnen worden genoodzaakt indien de ver
huurder het onroerend goed helemaal niet
voor eigen gebruik nodig heeft, maar het b.v.
aan een ander wil verhuren, mits voor de
huurder ergens anders passende woonruimte
beschikbaar is.
Er zijn nog enige andere omstandigheden
die grond voor de ontruiming opleveren,
maar daarmee zullen de banken bij het aan
kopen van panden voor een nieuw bankge
bouw niet zo vaak te maken krijgen. Wij
noemen: wanbetaling van de huurder; onbe
hoorlijk gebruik van het gehuurde goed door
de huurder. De huurder heeft ook geen aan
spraak op huurbescherming, als hij zelf de
huurovereenkomst heeft opgezegd, of in de
beëindiging daarvan heeft bewilligd.
De twee voornaamste gronden, waaraan de
bank het recht om ontruiming te vorderen
kan ontlenen, zijn dus het geval dat voor de
huurder andere woonruimte beschikbaar is,
of het geval dat de bank kan aantonen het
goed dringend nodig te hebben voor eigen
gebruik.
Dringende behoefte voor eigen gebruik
De dringende behoefte voor eigen gebruik
van het door haar verworven pand zal de
bank vrijwel altijd kunnen aantonen, althans
wat de kantoorruimte aangaat. De Hoge
Raad (ons hoogste rechtscollege) heeft een
aantal jaren geleden uitgemaakt, dat de ver
huurder ook dan kan beweren het verhuurde
dringend nodig te hebben voor eigen gebruik,
als hij het bestaande pand wil laten afbreken
en er een ander gebouw, dat aan zijn be
hoefte voldoet, voor in de plaats wil zetten.
Moeilijker te beantwoorden is de vraag, of
de bank ook met succes zal kunnen aanvoeren
dat zij het gekochte pand voor eigen gebruik
nodig heeft, indien en voor zover ze het wil
laten betrekken door haar personeel. Bijvoor
beeld de bank heeft de benedenverdieping
van het door haar gekochte pand betrokken
en als kantoorruimte in gebruik genomen,
maar de bij het kantoor behorende woning
(die de bank voor kassierswoning heeft be
stemd), wordt nog door de huurders bewoond.
Kan de bank onder deze omstandigheden de
ontruiming van de woning te weeg brengen?
Men mag aannemen, dat ook onder derge
lijke omstandigheden van het dringend be
nodigd zijn voor eigen gebruik van de bank
kan worden gesproken. In de regel zal de
bank kunnen aantonen, dat het voor de bank
op den duur een onjuiste toestand is, dat een
vreemde en niet de kassier de bij het kantoor
behorende woning in gebruik heeft; b.v. in
verband met het betere toezicht dat alsdan
kan worden uitgeoefend op de waarden die
zich ten kantore der bank bevinden; in ver
band met de geheimhouding e.d. Ook zal het
veelal zo zijn, dat de bank alleen dan een
nieuwe kassier kan aanstellen indien zij de
bij het kantoor behorende woonruimte tot zijn
beschikking kan stellen.
De bank zal in de regel de ontruiming
kunnen teweegbrengen
Wij komen dus tot de conclusie, dat de
bank, die een nieuw gebouw wil stichten of in
393