VAN WOONHUIS TOT BANKGEBOUW?
Aankoop van een nieuw pand voor de bank
Vele banken staan nu of in de nabije
toekomst voor de noodzakelijkheid, in
verband met de uitbreiding van hun werk
zaamheden een nieuw bankgebouw te stich
ten. Soms zal men kunnen volstaan met een
algehele verbouwing van het pand, dat de
bank tot nu toe heeft gebruikt. Maar in vele
gevallen zal men een ander pand moeten
kopen, teneinde dit in gebruik te nemen als
kantoor met een woning voor de kassier,
eventueel na een verbouwing of na nieuw
bouw.
Herhaalde malen komt het voor, dat de
bank de hand kan leggen op een geschikt
pand, hetwelk op een goed punt gelegen is en
alleen het nadeel heeft, dat het niet bewoond
wordt door de eigenaar zelf, maar door deze
aan een ander verhuurd is.
Als de eigenaar, die het pand aan de bank
verkoopt, zelf in het pand woont, is er voor
de bank geen moeilijkheid. De bank zal het
pand gewoonlijk terstond na de koop kunnen
betrekken.
Anders is het, als het pand verhuurd is.
De bank zal dan nog met de huurder tot
een regeling moeten komen over het betrek
ken van het pand. Het onderwerp van dit
artikeltje zal zijn de vraag, welke rechten
daarbij de bank heeft en welke rechten de
huurder heeft.
Betekenis van de huurovereenkomst
De vraag, welke rechten de bank tegenover
de huurder heeft, wordt in de allereerste
plaats beheerst door de huurovereenkomst.
Door de overname van het pand is de bank
als het ware in de schoenen van de verhuur
der komen te staan; alle rechten welke de
huurder eerst ten opzichte van de verhuurder
heeft, heeft hij ook ten opzichte van de bank.
Als de huurder in de huurovereenkomst het
recht bedongen heeft dat de huurovereen
komst b.v. tot 1970 niet door de verhuurder
opgezegd zal worden, dan moet ook de bank,
als nieuwe eigenares van het pand, dit beding
eerbiedigen. Ook zij kan de huurovereenkomst
niet vóór 1970 opzeggen.
Wanneer de bank een verhuurd pand
koopt, is het voor haar in de allereerste plaats
zaak, inzage te vragen van de huurovereen
komst, om te weten wat daarbij omtrent op
zegging van de huur bepaald is.
De meeste huurovereenkomsten zijn niet
voor een bepaalde tijd, maar voor onbepaalde
tijd gesloten. Dat betekent, dat zij te allen
tijd opgezegd kunnen worden.
Veelal denkt men, dat een mondelinge
huur altijd opzegbaar is, in tegenstelling tot
de schriftelijke huur, waarbij de opzegbaar
heid kan worden beperkt. Helemaal juist is
dat niet. Ook een mondelinge huur kan voor
bepaalde tijd gesloten zijn, zodat de huur niet
vóór het verstrijken daarvan opgezegd kan
worden. Het zal echter niet zo vaak voor
komen dat men een mondelinge huur voor
een bepaalde tijd aangaat. In de meeste ge
vallen zal men een huurovereenkomst, die
voor een bepaalde tijd is aangegaan, schrifte
lijk vastleggen, omdat men anders de over
eengekomen duur van de huur niet of slechts
met moeite zal kunnen bewijzen.
Maar ook wanneer de huurovereenkomst
geëindigd is hetzij door het verstrijken van
de duur waarvoor zij werd aangegaan, hetzij
ten gevolge van een rechtsgeldige opzegging
is het niet zonder meer mogelijk de huur
der tot ontruiming te bewegen. Dat komt,
omdat volgens de Huurwet na het einde van
de huur de gewezen huurder van rechtswege
bevoegd is krachtens huurbescherming in het
genot van het gehuurde goed te blijven. Dit
recht op huurbescherming houdt in, dat de
eigenaar, dus in ons geval de bank, niet aan
de huurder naar eigen goeddunken het recht
op bewoning kan ontnemen.
Het recht van de huurder op huurbescherming
392