Lineke heeft geen gemakkelijke tijd achter
de rug. Zij kon in Heilco, door gebrek aan
gymnastiekruimte, niet zo trainen als wel
nodig was. De laatste maanden volgde zij
praktisch ieder weekend een centrale training
in Rotterdam. Toen kwam de teleurstelling!
Er werden vijf turnsters reeds aangewezen,
Lineke was daar niet bij. Nog moest een
trainingsweek volgen in het C.I.O.S. voor
meisjes te Arnhem. Er waren drie turnsters
die voor deze ene plaats in aanmerking
kwamen.
Zenuwslopend waren de dagen vóór 12
augustus, toen eindelijk de beslissing viel.
Lineke was de uitverkorene!
Op 29 augustus stapte ze in een vliegtuig
naar Rome. Zij moest uitkomen tegelijk met
de Russinnen. Een vergelijking is dus niet
mogelijk met deze turnsters, die onbeperkt
kunnen trainen. De Hollandse meisjes had
den het daar in de Terme di Caracalla, waar
de wedstrijden werden gehouden erg moei
lijk. Lineke deed het echter uitstekend! Ze
werd bij de eerste wedstrijd verplichte oefen
stof derde en de tweede wedstrijd keuze
oefenstof zelfs tweede. Dit is wel een bij
zonder fraai resultaat als men dus de voor
geschiedenis weet. Nog verheugender is het
te weten, dat Lineke slechts 0.6 punt minder
heeft dan Bep Ipenburg-Drommel, no. 1 en
kampioen van Nederland.
Lineke 21 jaar oud, turnt al van haar
5e jaar af. Was in 1958 jeugdkampioene van
Nederland en kwam al uit o.a. tegen Noor
wegen, Duitsland, België en Saarland. Ze
heeft dus wat men noemt al „een staat van
dienst" achter zich.
Vreemd is het dus niet wanneer men daar
op de Zuivelbank in Alkmaar erg trots op
Lineke is, vooral cok omdat dit meisje naast
haar hobby voor turnen ook nog een plichts
getrouw medewerkster is op deze bank.
Ook het gemeentebestuur van Heiloo was
verheugd over Lineke's prestaties in Rome.
Bij haar thuiskomst op 12 september, werd
ze gehuldigd door het gehele dagelijks be
stuur der gemeente, haar gymnastiekvereni
ging D.O.V.E.S., de V.V.V. en nog enkele
verenigingen.
De ontwikkeling van de landbouwcoöpe
ratie in Duitsland heeft er veelal toe geleid,
dat verschillende dorpscoöperaties onder één
dak werden ondergebracht. Daardoor behiel
den tal van raiffeisenbanken een beperkte
agrarische betekenis. In andere streken werd
de raiffeisenbank als algemene spaarbank
opgezet, waardoor men gelijke tred diende te
houden met andere spaar- en bankinstel
lingen. Dit leidde tot een zeer sterk cheque
verkeer met als gevolg daarvan hoge om
zetten.
Bovendien heeft de Duitse spaarder geen
kapitaalvorming op het oog als hij spaart,
doch een bepaald bestedingsdoel, zodat het
spaartegoed een vluchtig karakter heeft.
DE DUITSE RAIFFEISENBANK
377