beweegredenen, sterke en zwakke kanten van zijn hoofdpersonen. Wij moeten deze per sonen als het ware vóór ons zien en met hen meeleven, voelen en denken. Ook Braumann heeft zich ongetwijfeld moeite gegeven om zijn figuren voor ons te laten leven. Met name van Raiffeisen en zijn vrouw Emilie heeft hij de persoonlijke kanten naar voren gehaald. Leuk is b.v. de wijze, waarop Raiffeisen het eerste contact met zijn, in Koblenz wonende, toekomstige vrouw tot stand brengt. Hij vraagt het meisje, dat hij vroeger maar zeer oppervlakkig heeft ont moet, hem te willen adviseren bij de inrich ting van zijn „vrijgezellen" woning. Me dunkt, dit is echt een Raiffeisenidee! Het best komt Raiffeisen naar voren in de be schrijving van de drie jaren, die hij als bur gemeester in Weyerbusch heeft doorgebracht. Meer dan de helft van het boek is daaraan gewijd. De volgende ruim 30 jaren uit Raiffeisen's leven zijn veel meer fragmen tarisch beschreven. Toch wekt het boek de indruk, dat de kracht van de schrijver meer is gelegen in het relateren van elkaar opvolgende feite lijke gebeurtenissen, dan in het zich inleven in de persoon van Raiffeisen. Naar mijn persoonlijke mening, wcrdt de figuur van Raiffeisen wat te veel op een afstand ge houden. Ik denk hierbij speciaal aan het eigenlijk alles beheersende wezenskenmerk van Raiffeisen, nl. zijn diep doorvoeld chris telijk geloof. Raiffeisen weet zich, dat blijkt overduidelijk uit zijn eigen geschriften, in alles een dienaar Gods. Hij heeft zijn werk gezien als een opgave, die God hem in zijn leven gaf. Dergelijke uitspraken worden ook in deze roman aan Raiffeisen toegeschreven en op schier elke bladzijde wordt duidelijk gemaakt, dat Raiffeisen uit een diepe chris telijke overtuiging handelde. Mijn indruk is echter, dat de schrijver hier de persoon van Raiffeisen niet geheel heeft aangedurfd, en daarom te veel de objectieve verhaaltrant gekozen heeft. De grootse figuur, die Raif feisen ongetwijfeld ook in de handen van een romanschrijver had kunnen worden, wordt naar mijn mening te veel in deze roman ge mist. Uit de enkele persoonlijke brieven van Raiffeisen, die in het boek zijn opgenomen ik denk b.v. aan de brief aan zijn bruid Emilie en aan de „afscheidsbrief" aan zijn kinderen treedt Raiffeisen ons veel di recter tegemoet, dan uit de rest van het boek. Wellicht speelt ook hier een rol het feit, dat de stijl van Braumann enigszins zwaar en bedachtzaam is. Al mogen wij dan kritiek hebben, toch kunnen we deze roman zonder reserve een aanwinst noemen van de Raiffeisenlitera- tuur. Lezing van het boek opent onze ogen voor persoon en werk van de waarlijk grote figuur Raiffeisen. De titel acht ik minder ge lukkig. Raiffeisen zelf zou deze nooit gekozen hebben. Meer in de geest van Raiffeisen lijkt mij de uitspraak, die Raiffeisen op de laatste bladzijde van de roman in de mond gelegd wordt: „Das Werk ist Gottes, meine Herren! Wenn ich sein Werkzeug sein durfte, war es eine Gnade! Naast de krachtig ontwikkelde coöperatieve boerenleenbanken, die we in de provincie Gro ningen kennen, zijn er een aantal, die jaren lang een bescheiden rol hebben gespeeld. Het waren rustige depositobanken, met een matige kredietactiviteit. Toch begint er ook bij deze banken een andere wind te waaien. De moderne tijd stelt zoveel eisen, dat een betere service langzamerhand noodzakelijk wordt. Er verschijnt dan een beroepskassier, Coöj>. Boerenleenbank „Woldendorp" onder een eigen dak. 374 DE KLEINE GRONINGER BANK

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 14