hangt vooral samen met de vérgaande in schakeling van de land- en tuinbouw in het internationale ruilverkeer en met de daaruit voortvloeiende sterke verwevenheid van onze land- en tuinbouw met handel en industrie. Ongeveer 40 van de Nederlandse agra rische produktie wordt in het buitenland af gezet in de vorm van hoogwaardige akker bouw-, veehouderij- en tuinbouwprodukten. Dit is bij de Nederlandse bevolkingsdicht heid slechts mogelijk door een vérgaande specialisatie op die vooral arbeidsinten sieve produkten, die in het bijzonder pas sen bij het Nederlandse klimaat en de ge steldheid van onze bodem en waarvoor de Nederlandse ondernemers en arbeiders een bijzondere vakbekwaamheid bezitten. Tegen over deze export staat een import van meer arbeidsextensieve produkten. Van het totale verbruik van brood- en voedergranen wordt ongeveer 65 uit import gedekt. Het intensieve bodemgebruik en deze om vangrijke veredelingsproduktie hebben een belangrijke extra-werkgelegenheid binnen de landbouw meegebracht, terwijl hierdoor te vens de voorwaarden zijn geschapen voor een levendige handel in landbouwprodukten en een gezonde ontwikkeling van landbouwpro- duktenverwerkende industrieën. De land bouw draagt hierdoor in belangrijke mate bij tot het stimuleren van activiteiten, die de be drijvigheid en de groei van het internationale ruilverkeer gunstig beïnvloeden, hetgeen voor ons dicht bevolkte land van grote be tekenis moet worden geacht. Deze verbondenheid met buitenlandse markten brengt echter anderzijds mede, dat de landbouw ook bijzonder kwetsbaar is. Ontwikkelingen op onze afzetmarkt, die deels het gevolg zijn van natuurlijke ontwikke lingen, maar ook in belangrijke mate van het landbouwbeleid en de handelspolitiek in de betrokken landen, hebben onmiddellijk hun weerslag op de afzetmogelijkheden voor onze agrarische produkten. Deze situatie noopt tot en vormt tevens het belangrijkste motief voor het voeren van een actief landbouwbeleid, dat ook in het ko mende begrotingsjaar gericht zal zijn op de verwezenlijking van de centrale doelstelling, die door de regering als uitgangspunt van haar beleid is aanvaard. Deze centrale doel stelling is: 1. het bevorderen van een zodanige netto- bijdrage van de agrarische sector, dat het nationale produkt door een zo gunstig mogelijke aanwending van de beschikbare produktieve krachten zo groot mogelijk wordt; 2. het bevorderen van een redelijk bestaan in de agrarische sector. Thans zal allereerst intern in de kring van de georganiseerde landbouw moeten worden getracht te komen tot het formuleren van concrete en verantwoorde voorstellen inzake de prijzen, die voor melk en akkerbouwpro- dukten in het vooruitzicht dienen te worden gesteld. Deze voorstellen, gericht op het realiseren van bovengenoemde centrale doel stelling, zullen in het overleg met de minister door het Landbouwschap krachtig moeten worden verdedigd. Daardoor is deze maand voor het landbouworganisatieleven weer een periode aangebroken, waarin zeker het aan tal vergaderingen weer zeer groot zal worden. Het is gebleken, dat de radio een geschikt medium is om de belangstelling te wekken voor de jeugdspaarwet. Het ministerie van Algemene Zaken heeft derhalve opnieuw een serie radio-uitzendingen doen samenstellen, waaraan medewerking wordt verleend door het Leedy-trio. De reeks begon op maandag 3 oktober en wordt vervolgd op: 31 oktober 1960 Hilversum II 19.1519.30 uur 14 november 1960 id. id. 13 december 1960 Hilversum I 17.4518.00 uur 29 mei 1961 Hilversum II 19.4519.30 uur RADIOPROPAGANDA JEUGDSPAARWET 9 januari 1961 id. 19.15 6 februari 1961 id. 6 maart 1961 id. 4 april 1961 id. 17.45 2 mei 1961 id. 372

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 12