Toch wil de minister trachten de op- brengstprijs van de melk enigszins te verho gen. Daartoe zal de omzetbelasting op de „echte" boter worden afgeschaft; de marga rine was steeds van deze belastingheffing vrijgesteld. Bovendien gaan er ook weer ge ruchten over een eventuele verhoging van het vetgehalte van de in consumptie ge brachte melk, dat als in geen ander land ter wereld in ons zuivelland nog steeds is gestandaardiseerd op 2V2 Er gaan in middels ook reeds weer stemmen op die zich bezorgd maken over een te hoog vetverbruik door het Nederlandse volk. Het zou echter wel vreemd zijn indien nu juist het verbruik van „natuurzuiver" en in eigen land in over vloed geproduceerd melkvet daarom nog langer kunstmatig zou moeten worden be perkt. Een verhoging van het vetgehalte tot 3 °/o zou betekenen dat, bij hetzelfde melkver- bruik, ongeveer 10.000 ton boter minder wordt geproduceerd. Voor dit kwantum, ge consumeerd in de vorm van melkvet, zou dan via een verhoogde consumptiemelk prijs een hogere prijs worden betaald dan het onder de huidige omstandigheden zou kunnen opbrengen. Het lijkt echter zeer on waarschijnlijk dat door deze maatregelen zonder verlaging van de producentenprijs voor melk een bedrag van 45 miljoen zou kunnen worden bespaard. Produktiviteitsstijging Nu behoeft echter een prijsverlaging in de agrarische sector niet te leiden tot een in komensverlaging, tot een aantasten van de positie van het agrarisch volksdeel. Wanneer immers door verlaging van onkosten of door produktiviteitsstijging de kostprijzen der agrarische produkten een evenredige, mis schien zelfs grotere, verlaging ondergaan, dan zou tegen de voorgenomen verlaging van de producentensubsidies geen al te groot bezwaar behoeven te bestaan, afgezien van de vraag of de landbouw thans wel reeds in voldoende mate in de gestegen volkswelvaart deelt en of geen achterstand zou moeten worden ingehaald. Gezien het bovenstaande wil het ons voor komen dat het overleg tussen de georgani seerde landbouw en de overheid over de prijszetting voor melk en akkerbouwproduk- ten vooral betrekking zal hebben op de vraag in hoeverre in de landbouw een verdere pro duktiviteitsstijging zal kunnen worden ver wacht. Ongetwijfeld worden er ook in de land bouw voortdurend tal van verbeteringen aangebracht, hetgeen nog eens kan worden geïllustreerd door het feit dat de afneming van de aangewende menselijke arbeid op be drijven van 5 ha en meer tussen 1950 en 1956 gemiddeld 17,6 (p.m. 70.000 arbeidsjaar eenheden) bedroeg. Het aantal paarden is gedaald van 228.830 stuks in 1947 tot 162.268 in 1958, een vermindering van p.m. 66.500 of 29 Tiet aantal wieltrekkers steeg in dezelfde periode van p.m. 7.000 tot p.m. 56.600. In de periode 19471958 steeg het loon per arbeidsuur van p.m. 0,80 tot p.m. 1,90, d.w.z. met p.m. 138 °/o, terwijl dit voor de gemiddelde kosten per werkuur van een niet te zware trekker p.m. 67 °/o bedroeg (resp. p.m. 1,50 en 2,50). Of al deze veranderingen echter ook zul len leiden tot een belangrijke kostprijsverla ging is zeer de vraag. Voor aanschaffing, onderhoud en rente van de machines moeten grote bedragen worden geïnvesteerd. De to tale investering in landbouwwerktuigen be draagt momenteel p.m. 2,5 miljard, een bedrag, dat eenmaal in de 1015 jaar ver vangen moet worden. Bovendien wordt ver wacht, dat dit bedrag in de eerste jaren zal toenemen met 50 a 60 miljoen per jaar. Bovendien onderging het arbeidsloon na 1958 weer een belangrijke verhoging. Voorts heeft ook de oogst 1960 wel weer aange toond, dat de boer bij zijn produktie in zeer sterke mate afhankelijk is van weersinvloe den waardoor juist, ondanks mechanisatie en rationalisatie, de kosten ook wel eens zeer hoog kunnen zijn. Doch ook wanneer een produktiviteitsstijging door hogere op brengsten en/of lagere kosten in de land bouw zou worden geconstateerd, dan nog zal de landbouw in het kader van het huidige beleid waarschijnlijk claimen, dat de „ruimte" voor de agrarische sector geheel of gedeel telijk dient te worden behouden ter verbete ring van de positie van de werkers zowel ondernemers als werknemers in de land bouw, teneinde ook deze bedrijfstak deel te doen hebben in de volkswelvaart. Kostprijsberekeningen Men is in de landbouw gewend het prijs- 370

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 10