WAT ONS BEZIG HOUDT GROOT, GROTER. GROOTST Aan de overzijde van de Atlantische Oceaan drukt men zich graag uit in de over treffende trap. Dat betekent, dat de Ameri kanen het heerlijk vinden te weten wie of wat nu wel de grootste, duurste, mooiste, sterkste en. vult u zelf maar aan is van allemaal. Het is dan ook geen wonder, dat het dag blad „American Banker" deze typisch Ame rikaanse karaktertrek ook op zijn eigen terrein niet verloochent. Het blad publiceert een lijst van de „500 Top Free World Banks". De „American Banker" heeft deze 500 grootste banken in de vrije wereld gerangschikt naar derden aan de bank toevertrouwde gelden. Uit de lijst blijkt wel, dat ook op dit gebied het „grootste" in het land van Uncle Sam te vinden is. Niet alleen zijn de drie aller grootste banken Amerikaans, maar ook wordt meer dan de helft van de in de lijst opge nomen banken gevormd door Amerikaanse banken. Wij, Nederlanders, worden doorgaans niet zo snel door grootte en omvang geïmponeerd als de Amerikanen. We beweren graag, dat we daar te nuchter voor zijn. Toch gebiedt de eerlijkheid ons te zeggen, dat wij een gevoel van voldoening niet hebben kunnen onder drukken, toen wij vernamen welke hoge plaats de Utrechtse Raiffeisen-organisatie op de ranglijst inneemt. Ook ons is niets mense lijks vreemd! Onze organisatie, gerepresen teerd door de Centrale Bank, staat namelijk als no. 80 onder de 500 grootste banken in de vrije wereld te boek. Op de lijst van de „American Banker" komen acht Nederlandse banken voor. Na onze Centrale Bank is de eerstvolgende Nederlandse instelling de Am- sterdamsche Bank, die nummer 122 op de ranglijst inneemt. De Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven neemt als num mer 162 eveneens een zeer eervolle plaats in. Wij hebben het bovenstaande juist daarom in ons blad willen vermelden, omdat ook de kleinste van onze aangesloten banken zijn steentje aan de groei van onze organisatie heelt bijgedragen. Het is bekend met hoe nietige middelen de Raiffeisen-organisatie aan het eind van de vorige eeuw begonnen is en welk een inspanning het heeft gekost ons bedrijf uit te bouwen en te brengen op het huidige niveau. Daaraan hebben al onze 720 aangesloten banken haar deel gehad. De „eervolle plaats, die wij thans in de rij der groten bekleden, mag naar onze mening dan ook gerust een ogenblik van gerechtvaardigde voldoening opleveren, want wij weten en hebben bewezen dat „wie het kleine niet eert, is het grote niet weert". Ondertussen, laten wij niet te lang bij onze „eervolle" plaats stil staan. Noblesse oblige, adeldom verplicht! We moeten ons onze plaats als grote bank waardig betonen. Niet de kwantiteit, maar de kwaliteit is de uit eindelijke maatstaf, waarmee wij moeten meten. Dat geldt ook voor een bank. Zonder het belang van de grootte te willen onder schatten, geven wij daarom de voorkeur aan een streven naar Goed, Beter, Best! Hiermede bedoelen wij het verschijnsel, dat een bank gelden aan een cliënt verstrekt, die deze gelden op zijn beurt gebruikt om zijn eigen cliënten te financieren (wij denken hierbij niet aan het gebruikelijke leveranciers krediet, dat een leverancier door eenvoudig uitstel van betaling aan zijn afnemers geeft). In de bankwereld komt dit zeer veel voor. Denk slechts aan een handelaar, die een krediet geniet bij een bank en die daardoor in staat gesteld wordt aan zijn klanten goede ren via een afbetalingsregeling te leveren. Ook bij onze banken treft men af en toe dergelijke gevallen aan. Hoewel wij niet alle gevallen over één kam willen scheren, menen de omvang van de deposito's, dus van de door FINANCIERING LANGS EEN OMWEGJE? 327

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 3