HET REGISTERPANDRECHT en de leveringsplicht aan de coöperaties Wanneer wij eens oude jaargangen van de Raiffeisen-Bode inzien, dan blijkt, dat er problemen zijn, waarmee onze boerenleen banken reeds geruime tijd geconfronteerd worden en die telkens weer opnieuw de aandacht vragen. Een van die typische onderwerpen is de zogenaamde oogstfinan- ciering. Men sla b.v. de Raiffeisen-Bode van november 1949 eens op. De kredietbehoefte van vele land- en tuinbouwbedrijven ver toont namelijk een scherpe top in de tijd, dat de oogst te velde staat. Deze kredietbehoefte is van kortstondige aard en leent zich finan- cieel-economisch gezien bij uitstek voor finan ciering met behulp van bankkrediet. De laatstgenoemde twee zinsneden zijn ontleend aan het interim-rapport van de Commissie Landbouwkrediet. Hieruit blijkt, dat ook de Commissie Landbouwkrediet zich weer met deze vorm van financiering bezig gehouden heeft. De moeilijkheid bij het tref fen van een regeling voor oogstfinanciering is tot nu toe altijd geweest, dat er in het Nederlandse recht geen middel bestaat om de groeiende oogst te verbinden voor de kre dieten of voorschotten, die worden opge nomen ter finanicering van de oogst. Daarom hebben wij tot nu toe altijd afwijzend moeten staan tegenover een afzonderlijke krediet regeling voor oogstfinanciering. De Commissie Landbouwkrediet heeft, na de behoefte aan een regeling voor de finan ciering van de groeiende oogst te hebben ge constateerd, ook nog voorstellen gedaan om deze wijze van financiering voor de toekomst althans mogelijk te maken. Het middel daar toe zal gevonden moeten worden in een registerpandrecht, dat gevestigd zou kunnen worden op de tak- en wortelvaste vruchten. De commissie heeft dan ook de invoering van zulk een registerpandrecht op tak- en wortel vaste vruchten bepleit. Het is te hopen, dat haar voorstellen dienaangaande verwezenlijkt zullen worden, omdat op deze wijze aan een sterke behoefte in de land- en tuinbouw tege moet gekomen zou kunnen worden. Vele be drijven, waarvan de financiering op het ogenblik hoofdbreken kost, zullen alsdan gemakkelijker in de liquide middelen komen te zitten. Natuurlijk moet men, alvorens zulk een registerpandrecht op tak- en wortelvaste vruchten ingevoerd wordt, overwegen of daartegen niet uit het oogpunt van de be langen van anderen, die bij de oogst betrok ken zijn, bezwaren kunnen bestaan. Een typische vraag, die zich bij de in voering van het registerpandrecht op de groeiende oogst zou kunnen voordoen, is of daardoor de belangen van coöperatieve ver enigingen, welker doel de verwerking of ver koop van de oogstprodukten is, in gevaar komen. Zo zijn vele coöperatieve verwer kingsindustrieën op de leveringsplicht van de leden met betrekking tot de door de leden te oogsten produkten aangewezen zodat, wan neer de leveringsplicht zou worden onder mijnd, dit voor hen een dikke streep door de rekening zou kunnen betekenen. Tot nu toe werd een goed geregelde leveringsplicht in een coöperatie beschouwd als een waarde volle aanvulling op de aansprakelijkheids regeling van de coöperatieve fabriek. Deze boet aan waarde in, zo zou men kunnen stel len, als de registerpandhouder het recht krijgt de oogst te velde te verkopen. De vrees, dat door de invoering van het registerpandrecht de positie van zulke coöpe raties zou kunnen worden verzwakt, is echter geheel en al ongegrond. In de eerste plaats namelijk zullen de executies van dit zeker heidsrecht toch nimmer op zo'n grote schaal voorkomen, dat men van een werkelijke ondermijning van het recht van de coöperatie 340

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 16