Benelux heeft voldoende aangetoond, dat een dergelijke ontwikkeling voor de op export aangewezen Nederlandse landbouw funest kan zijn. Waarde agrarische produktie De grote betekenis van de agrarische be drijfstak voor onze nationale economie welke betekenis mede bepaald wordt door de export blijkt nog eens duidelijk wan neer men de dezer dagen door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde cijfers beschouwt omtrent de produktie- waarde van onze land- en tuinbouw. In 1959 bereikte deze waarde een bedrag van 6,5 miljard. Zonder twijfel een indrukwekkend cijfer, als men bedenkt, dat deze enorme produktiewaarde wordt behaald met een agrarische beroepsbevolking die nauwelijks 12 van het totaal uitmaakt. Gedurende de periode 19481959 is zowel de hoeveelheid als de waarde van de totale produktie vrijwel voortdurend toegenomen. De gemiddelde marktprijs is echter na de prijsstijging in de jaren 19491956 ongeveer op hetzelfde niveau gebleven. In 1959 was, vooral als gevolg van de droogte, de markt prijs echter weer hoger dan in voorgaande jaren. Het totale produktievolume van de akker bouwgewassen vertoont een opvallende drie jaarlijkse golfbeweging, met topproduktie in de jaren 1949, 1952, 1955 en 1958. De ge middelde marktprijs steeg aanzienlijk in de periode 19491951 om daarna vrijwel ieder jaar verder te dalen tot 1958, toen een prijs herstel optrad. In de veehouderijsector blijkt het totale produktievolume vrijwel rechtlijnig te stijgen. Aangezien de gemiddelde marktprijs voor dierlijke produkten in 1959 weer steeg tot het niveau in de jaren 19531957, kon de in 1958 opgetreden achterstand in de toeneming van de totale produktiewaarde weer geheel worden ingehaald. De sterke stijging van de waarde-index- cijfers van de tuinbouwproduktie toont aan, dat deze sector een steeds belangrijker plaats gaat innemen. De sterke toeneming moet echter praktisch uitsluitend worden toege schreven aan de gunstige prijsontwikkeling in de periode 19531957, voortgezet in 1959. Tegenover de opbrengst van de agrarische produktie staan echter de aan de voort brenging verbonden kosten. Het C.B.S. heeft ook nagegaan welke omvang het verbruik van grondstoffen en diensten heeft gehad, die afkomstig zijn van buiten de agrarische sec tor. Tevens moet als gevolg van de toe nemende mechanisatie een steeds groter bedrag worden afgeschreven. Uit de cijfers blijkt dat de zo verkregen netto toegevoegde waarde gedurende de periode 19481959 vrijwel ieder jaar in belangrijke mate is toe genomen. De netto toegevoegde waarde tegen markt prijzen verminderd met de indirecte belas tingen en vermeerderd met de subsidies (welke niet in bovengenoemde produktie waarde waren opgenomen) geeft een beeld van het agrarisch inkomen, dat in de laatste jaren werd verkregen: 1957 1958 1959 (in milj. gld.) Agrarisch inkomen 3.173 3.293 3.275 w.v. betaald arbeidsloon 609 637 632 netto pacht 168 167 180 overig inkomen 2.396 2.489 2.463 De subsidies waren in deze jaren als volgt: (x milj. gld.) Subsidies 267 441 287 w.v. op akkerb.gewassen 51 34 73 veehouderijprod. 215 406 213 tuinbouwgewassen 1 1 1 1957 1958 1959 334

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 10