het vervreemden of bezwaren van onroe rende goederen, alsmede het vervreemden of bezwaren van schuldvorderingen. Zo zal bv. de wettelijke vertegenwoordiger de toe stemming van de kantonrechter nodig heb ben als hij de spaarrekening van de minder jarige voor het aangaan van geldleningen wil verpanden. Spaarrekeningen van minderjarigen bij de stichting spaarbank der boerenleenbank De bij ons aangesloten banken moeten vaak ervaren, dat na het overlijden van een spaarder, die minderjarige kinderen naliet, het spaartegoed op gezag van de kanton rechter naar de Rijkspostspaarbank moet worden overgebracht. De bank verliest daar door niet alleen het op de rekening ge spaarde bedrag, maar loopt tevens kans, dat haar relatie met de familie van de over leden spaarder verbroken wordt. De oorzaak van deze onttrekking is ge legen in art. 438 van het Burgerlijk Wet boek. Volgens dat artikel mag de voogd zonder machtiging van de kantonrechter de penningen van de minderjarige niet anders beleggen dan in onroerende goederen, door eerste hypotheek gedekte vorderingen, obli gaties en andere schuldbrieven ten laste van de Staat, provincie, gemeente of waterschap en in inleggingen bij de Rijkspostspaarbank „op boekjes, bestemd voor de belegging van gelden van minderjarigen". Met deze laatste zinsnede wordt gedoeld op de zogenaamde B.E.M.-boekjes (beleg ging erfenis minderjarigen). B.E.M.-boekjes noemt men de Rijkspostspaarbankboekjes, waarop art. 8 lid 5 van de postspaarbankwet 1954 van toepassing is. Volgens art. 8 lid 5 van de postspaarbankwet kan op spaarbank boekjes, geopend door de voogd ten name van de minderjarige, de betaling van rente en de terugbetaling van de inlage alleen plaats vinden met machtiging van de kan tonrechter. Uit het voorgaande volgt, dat de voogd, die ten name van de minderjarige een spaar rekening wil openen bij een der bij ons aan gesloten banken, daartoe de toestemming nodig heeft van de kantonrechter. Gelijke toestemming is ook vereist als de minder jarige een spaartegoed bij een der bij ons aangesloten banken heeft geërfd en de voogd het bedrag daar wil laten staan. Nu hebben wij veelal mogen ervaren, dat de kantonrechters bereid zijn deze toestem ming te geven. Helaas komt het tegendeel ook wel eens voor: de kantonrechter weigert een enkele keer zijn toestemming tot beleg ging der gelden bij één onzer banken te ge ven. Daarbij kunnen twee overwegingen een rol spelen: ten eerste onbekendheid met het boerenleenbankwezen, waardoor de gedachte ontstaat, dat de belegging bij een der bij ons aangesloten banken minder veilig zou zijn dan die bij de Rijkspostspaarbank: en ten tweede de omstandigheid, dat de voogd over de gelden, die ten name van de minderjarige bij een der bij ons aangesloten banken zijn gestort, kan beschikken zonder dat daarvoor de toestemming van de kantonrechter ver eist is. Beide overwegingen, die zich in de ogen van sommige kantonrechters tegen het be leggen der gelden van minderjarigen bij de boerenleenbanken verzetten, zijn in wezen ongegrond. Wat het eerste punt betreft, plegen wij te wijzen op de controle van de Centrale Bank op de aangesloten banken, welke controle de Centrale Bank niet slechts uitoefent ter uitvoering van haar statutaire taak, doch mede krachtens delegatie van de Nederlandsche Bank ingevolge de Wet Toe zicht Credietwezen. Tevens plegen wij te wijzen op het systeem van onderlinge ver zekering als vastgelegd in het Onderling Waarborgfonds. Daardoor is praktisch ieder risico voor de inleggers uitgeschakeld. En wat het tweede punt aangaat, zullen ge woonlijk de bank en de voogd, wanneer de kantonrechter dit op prijs stelt, wel bereid zijn in het spaarbankboekje een clausule op te nemen, volgens welke de betalingen uit het boekje slechts kunnen geschieden na machtiging van de kantonrechter. Deze clau sule kan men als volgt doen luiden: ,,De ondergetekende voogd over de minderjarige ver klaart goed te keuren, dat gedurende de minderjarigheid van zijn pupil terugbetaling van de op dit boekje ingelegde bedragen en van de rente alleen kan geschieden met machtiging van de kantonrechter te Dit beding moet op de eerste pagina van het spaarbankboekje worden aangetekend 313

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 33