WAT ONS BEZIG HOUDT
Van het spaar front
In de loop van dit jaar hebben wij reeds
herhaaldelijk aandacht geschonken aan het
gedrang, dat er om de Nederlandse spaarders
is ontstaan. Zo schreven wij in het februari
nummer over „Onrust rond de spaargeld
rente", in maart bevatte deze rubriek een
artikel, getiteld „Niet op eikaars tenen",
waarin de verhouding tussen de commerciële
banken en bestaande spaarinstellingen ter
sprake kwam, terwijl wij in het mei-nummer
onder de titel „In de watten of in de ver
drukking?" stil stonden bij het probleem van
de z.g. „kleine spaarders".
Het ziet er niet naar uit, dat wij het onder
werp „sparen" spoedig zullen kunnen laten
varen. Aan het „spaarfront" is immers de
rust nog allerminst weergekeerd. Integendeel,
de tegenstellingen lijken zich eerder toe te
spitsen.
Dit blijkt wel duidelijk uit de felle aanval,
die de voorzitter van de Nederlandse Spaar-
bankbond, mr J. J. C. R. van der Bilt, in zijn
openingswoord van de 49ste Nederlandse
spaarbankdag op de handelsbanken heeft ge
richt. De belangstelling, die de commerciële
banken sinds 1959 voor het sparen aan de dag
leggen, kan de Spaarbankbond volstrekt niet
waarderen. Volgens een krantenverslag heeft
de concurrentie van de handelsbanken bij de
Spaarbankbond zelfs enige wrevel en onge
rustheid gewekt. De Spaarbankbond vindt
het niet juist, dat de handelsbanken van de
door de spaarbanken moeizaam gekweekte
spaarzin uit winstbejag willen profiteren,
door te trachten het lucratieve gedeelte van
de spaargelden (d.w.z. de grotere inlagen)
naar zich toe te trekken.
Inmiddels is één der spaarbanken van
de Nederlandse Spaarbankbond rechtstreeks
tegen de commerciële banken in het strijdperk
getreden. De Spaarbank voor de Stad Am
sterdam heeft besloten de handelsbanken op
hun eigen terrein te gaan bestrijden door de
aan- en verkoop van reisdeviezen ter hand te
gaan nemen. Volgens mededeling aan de
pers is dit slechts een eerste stap en worden er
plannen uitgewerkt voor volgende stappen.
Ook van een andere kant dreigt het spaar
front in beweging te komen. Op het ogenblik
dat wij dit schrijven is nl. bekend geworden,
dat de R.P.S. aan de regering voorgesteld
heeft om voor gelden (minimaal f 1.000,
die voor langer dan drie maanden bij de
R.P.S. worden ingelegd, een rente te mogen
vergoeden van 31/2 °/o. Bij het ter perse gaan
van dit nummer was nog niet bekend, hoe de
regering op het verzoek van de R.P.S. heeft
beslist.
Het georganiseerde boerenleenbankwezen
(Utrecht en Eindhoven) en de algemene
spaarbanken zouden het zeer betreuren in
dien het verzoek van de R.P.S. zou worden
toegestaan. De boerenleenbanken zouden dan
met een renteverhoging hunnerzijds niet
achter kunnen blijven, met het gevolg, dat
het landbouwkrediet duurder zou dreigen te
worden. Onze Centrale Bank zal ingeval van
verhoging van de spaargeldrente door de
R.P.S. ongetwijfeld aan onze banken voor
stellen doen om te voorkomen, dat de
boerenleenbankorganisatie ten aanzien van
het aantrekken van spaargelden in een on
gunstige positie zou komen te verkeren.
Onze banken zullen er goed aan doen zich
door de onrust op het spaargebied niet van
de wijs te laten brengen, maar rustig op de
ingeslagen weg voort te gaan. D.w.z. tracht
de spaarders alle mogelijke service te bieden.
De ervaring bewijst, dat dit de beste manier
is om spaargelden aan te trekken en aan de
concurrentie het hoofd te bieden. Op dit punt
kan hier en daar in onze organisatie zeker nog
veel worden verbeterd. Er zijn nog steeds
banken, die bij de algemene groei van het
spaartegoed ten achter blijven.