stuurs]id voor zijn voorganger in de plaats treedt. Als de leden van het bestuur zich als borg voor de verbintenis van de vereniging aan sprakelijk stellen, handelen zij ieder in privé en niet in hun kwaliteit van bestuurslid. Deze borgtochtverbintenis zal door de echtgenoot van ieder der bestuursleden moeten worden meegetekend. Treedt een bestuurslid als zodanig af, dan heeft dit op zijn verbintenis als borg geen invloed. Hij blijft derhalve als zodanig verbonden. Men neme onder zulke omstandigheden in de akte bij voorkeur de bepaling op, dat de bank gerechtigd zal zijn borgen te ontslaan en andere daarvoor in de plaats te verbinden, zonder dat de be staande borgen daarvan op de hoogte behoeven te worden gesteld of daartoe hun toestemming moeten geven. Wanneer men deze clausule, die dus speciaal aan de voor schot- of kredietakte moet worden toege voegd, in de akte opneemt, is het niet nodig, dat bij iedere wisseling in het bestuur een geheel nieuwe voorschot- en kredietakte, die ondertekend moet worden door alle borgen, opgemaakt wordt. Men kan dan volstaan met jaarlijks een aanvullende akte van borgtocht op te maken. Is echter een dergelijke bepaling niet in de akte opgenomen, dan moet bij ieder ontslag van een oud-bestuurslid uit zijn borg tochtverplichtingen, door alle bestaande be stuursleden opnieuw getekend worden en wel voor toestemming in het ontslag van het vroegere bestuurslid als borg. Hoewel onze Centrale Bank vele indica ties geeft betreffende een goed administra tief beheer en wij hierover enige boek werken en, niet te vergeten, een constante stroom van circulaires ontvangen, terwijl daarenboven de heer Vroom een bijzondere activiteit ontplooit door het geven van waardevolle aanwijzingen betreffende de propaganda, zijn er toch bepaalde gezichts punten, waarop ik de aandacht zou willen vestigen. De ontwikkeling immers van de boerenleenbanken, die oorspronkelijk min of meer kleine „gezellige" bankjes waren, waar iedereen iedereen kende (de grote broeders buiten beschouwing latend), is zo stormachtig, dat tijdige bezinning en aan passing niet nagelaten mag worden. Van de heer A. M. Brands, kassier van de Coöperatieve Raiffeisenbank „W ageningen' ontvingen wij onderstaand artikel. De heer Brands zond ons dit artikel onder het motto „Wat iedere kassier wel zal weten'. Ook wij vertrouwen, dat de collegae van de heer Brands „het wel zullen weten'doch geven toch gaarne de ontboezemingen van de heer Brands door. Men zou er eens iets van kunnen opsteken 276

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 36