SPAREND NEDERLAND
u
bi
4- M
10,8
bi
KANTTEKENINGEN BIJ DE CIJFERS
Na de door seizoensinvloeden veroorzaakte
vermindering van de toevertrouwde middelen
in april, zijn in mei zowel de spaargelden als
de creditsaldi in lopende rekening gestegen
met totaal 16,5 miljoen. Naast uit dezen
hoofde verkregen liquide middelen vond een
verdere aanwas hiervan plaats door de ver
mindering van de debetsaldi in lopende
rekening met 12,6 miljoen, waardoor ruim
29 miljoen beschikbaar kwam voor beleg
gingen in eigen kring en overige uitzettingen.
Hiervoor was evenwel een bedrag benodigd
van bijna 37 miljoen, hetgeen er toe leidde,
dat ook in mei de liquide middelen een daling
vertoonden.
De belangrijke afneming van de debetsaldi
in lopende rekening vond zijn oorzaak in de
seizoenmatig teruglopende behoefte aan be-
drijfskrediet van aankoopverenigingen en
suikerfabrieken als gevolg van vermindering
van voorraden.
De toeneming van de post voorschotten be
reikte in deze maand met ruim 20 miljoen
een nieuw hoogtepunt.
Uit de cijfers onder het hoofd „Sparend
Nederland" is af te leiden, dat de besparingen
bij de boerenleenbanken in mei ten achter zijn
gebleven bij die bij de Rijkspostspaarbank en
de algemene spaarbanken, die beide een
hoger positief spaarsaldo behaalden dan in
de overeenkomstige maand van het voor
gaande jaar. Gezien het in vergelijking met
voorgaande jaren geringere positieve spaar-
verschil bij de aangesloten banken, die
gevestigd zijn op de zandgronden, is de in
vloed van de droogte in 1959 merkbaar in de
spaarresultaten. In overeenstemming met het
gunstiger beeld, dat de besparingen te zien
geven bij Rijkspostspaarbank en algemene
Bedragen x 1 miljoen
mutaties
april
mutaties
mei
mutaties
jan. t/m mei
Saldo
tegoed
Tegoed in
°/o van het
c
u
fco
c
V
SC
c
O
tc
totaal
Inlagei
Terug
betalen
Spaar-
verschi
Inlagei
Terug-
betalin
Spaar-
verschi
Inlagei
to.E
7
Spaar-
versch
1/1
31/5
1/1
31/5
1960
Slb. Utrecht
88,8
97,7
8,9
100,6
84,6
16,0
491,1
426,8
64,3
2372,3
2436,6
27,6
27,3
Bib. Eindh.
55,6
55,4
0,2
58,4
49,6
8,8
314,5
266,1
48,4
1359,4
1407,8
15,8
15,7
R.P.S
64,8
60,7
86,9
59,2
27,7
375,4
283,5
91,9
2369,1
2461,0
27,5
27,5
Alg. Spaarb.
121,5
110,5
11,0
146,3
108,9
37,4
671,9
543,3
128,6
2506,3
2634,9
29,1
29,5
330,7
324,3
392,2
302,3
CO
1852,9
1519,7
333,2
8607,1
8940,3
100,0
100,0
1959
Bib. Utrecht
81,9
87,4
5,5
93,9
72,3
21,6
450,2
362,1
88,1
2037,6
2125,7
27,0
26,8
Bib. Eindh.
49,7
47,1
2,6
53,2
42,4
271,6
205 0
66,6
1 158,7
1225,3
15,4
15,5
R.P.S
60,0
55,9
75,2
54,3
f 20,9
340,8
252,3
88,5
2142,4
2230,9
28,4
28,1
Alg Spaarb.
110,0
95,3
14,7
130,2
93,4
36,8
601,8
450,7
151,1
2196,8
2347,9
29,2
29,6
301,6
285,7
15,9
352,5
262,4
90,1
1664,4
1270,1
394,3
7535,5
7929,8
100,0
100,0
271