prof. De Grooth in W.P.N.R. (1956) 4446
en 4447, laat daarvan duidelijk de sporen
zien. In Duitsland bestaat de eigendoms
overdracht tot zekerheid reeds langer dan
bij ons, zodat men daar met de bezwaren
en problemen van de eigendomsoverdracht
tot zekerheid meer is geconfronteerd dan in
ons land het geval is. Trouwens, ook in onze
jurisprudentie zijn reeds tekenen te zien,
dat men een zelfde kant opgaat en de be
voegdheden van de eigenaar tot zekerheid
gaat inkrimpen in verband met de bescher
ming van derden, die te goeder trouw met
de schuldenaar gehandeld hebben en van
de eigendomsoverdracht tot zekerheid on
kundig zijn geweest.
Voor de stijgende behoefte aan financie
ring van roerende goederen, die in het be
drijf gebruikt worden, biedt de zekerheids
overdracht geen oplossing. Gevreesd moet
worden, dat de kredietzoekenden zelf daar
van de terugslag zullen ervaren.
Over de mérites van registerpandrecht
wordt verschillend geoordeeld. Vooral de
Tweede Kamer heeft zich tot nu toe tegen
invoering van het registerpandrecht uitge
sproken. Zij meent namelijk, dat de invoe
ring van het registerpandrecht de mogelijk
heid van kredietverlening niet zal verrui
men, aangezien de meeste mensen er be
zwaar tegen zullen hebben, dat het feit, dat
zij hun goederen met registerpandrecht heb
ben bezwaard, in een openbaar register
aangetekend wordt, en wel omdat hierdoor
hun kredietwaardigheid zou worden aan
getast. Hiertegen is aangevoerd, dat ook
bij hypotheekverlening de zekerheidsstel
ling in een openbaar register aangetekend
wordt, zonder dat zulks nochtans ooit als
bezwaar werd aangevoeld.
Meijers was een voorstander van de in
voering van het registerpandrecht, waar
door hij in zijn nieuw Burgerlijk Wetboek
de eigendomsoverdracht tot zekerheid heeft
willen vervangen. Ook in het thans bij de
Tweede Kamer ingediende derde boek voor
het nieuwe Burgerlijk Wetboek treft men
een regeling van het registerpandrecht aan.
Op aandrang van de Kamer heeft Meijers
in dit ontwerp ook nog een regeling voor
de eigendomsoverdracht tot zekerheid opge
nomen. De Kamer had nl. tegen de regeling
van het registerpandrecht in het ontwerp
voor het derde boek bezwaren naar voren
gebracht. 2)
De kredietbehoevende heeft, luidt één van
deze bezwaren, van de met de inschrijving
gepaard gaande publiciteit geen voordeel.
Zelfs wordt gevreesd, aldus het Voorlopig
Verslag, dat deze hem van dit krediet zal
weerhouden, omdat hij er met het oog op
zijn omgeving, zakelijk of privé, niet voor
uit zal willen komen. In hoeverre dit het
geval zal zijn, is, zo wordt in het Voorlopig
Verslag opgemerkt, moeilijk te voorzien.
Na een behandeling van de positie van de
kredietgever/pandnemer en van de overige
schuldeisers met betrekking tot de invoe
ring van het registerpandrecht, concludeert
de vaste commissie voor justitie in het
Voorlopig Verslag: „Uit bovenstaande be
schouwingen volgt naar het oordeel van de
hier bedoelde leden, dat de registratie van
het bezitloos pand voor alle partijen zo
weinig werkelijke zekerheid schept, dat dit
niet opweegt tegen het bezwaar van de
administratieve omslag, die het registratie
systeem meebrengt. Het registerpandrecht
moet dus van de hand worden gewezen." 3)
Naar verluidt is het werk aan het derde
boek van het nieuwe Burgerlijk Wetboek
voorlopig gestaakt. 4)
Zie uitvoeriger mijn beschouwingen in De Naam-
looze Vennootschap jaargang 36 (1959), blz. 178.
Daarin zette ik tevens uiteen, waarom mijns inziens
de in het Voorlopig Verslag voor het derde boek B.W.
voorgestelde figuur voor een bezitloos pandrecht
dat tot stand komt zonder inschrijving in een register,
hetgeen in wezen onder een andere benaming dezelfde
figuur is als eigendomsoverdracht tot zekerheid, waar
op de regels van pandrecht analoog worden toege
past niet tot een bevredigende oplossing moet
voeren.
-) Blz. 29 van het Voorlopig Verslag inzake het
Derde Boek.
3) Een ander bezwaar, dat men wel eens tegen de
invoering van het registerpandrecht heeft, is de vrees
voor administratieve rompslomp, die met de regi
stratie gepaard zou gaan. Dit bezwaar lijkt mij echter
wel te ondervangen. Het hangt er natuurlijk van af,
hoe het register en de indiening van stukken aldaar
geregeld worden. Ik kan me voorstellen, dat dit op
bijzonder eenvoudige wijze zou kunnen geschieden,
namelijk doordat bepaald wordt, dat bij het register
een ongezegelde copie van de pandakte ingediend
moet worden, met dien verstande, dat de ambtenaar
de bevoegdheid heeft om de akte terug te sturen
indien deze niet volledig is (bv. omdat een duidelijke
aanwijzing van de partijen of van de verpande goe
deren ontbreekt).
4) Zie Voorlopig Verslag en M. van Antwoord
Rijksbegroting Justitie 1960, vraag 2.
264