VRAAG EN ANTWOORD In een der vorige afleveringen van de Raiffeisen-Bode hebben wij gesproken over enige problemen, waarmee cnze banken vaak geconfronteerd worden bij de verlening van leningen of kredieten onder zekerheid van hypotheek. In deze en de volgende aflevering willen wij enige vragen bespreken, die betrekking hebben op een tweetal onderwerpen. In de eerste plaats willen wij iets vertellen over het goedschrift, dat onder sommige akten geplaatst moet worden, en daarna willen wij een aantal vragen behandelen, die zich bij borgtochten kunnen voordoen. Het goedschrift, art. 1915 B.YV. Het is bekend, dat art. 1915 van het Bur gerlijk Wetboek een belangrijke bepaling Onder welke stukken moet een goedschrift staan? In de eerste plaats willen wij bespreken onder welke stukken een goedschrift moet worden gezet. De wet zegt, dat dit nodig is bij onderhandse eenzijdige schuldverbinte- nissen. Geen goedschrift behoeft geplaatst te worden cnder tweezijdige onderhandse stuk ken, alsmede onder authentieke akten. Onder tweezijdige onderhandse stukken verstaat men akten, waarin beide partijen, die bij een transactie betrokken zijn, ver plichtingen op zich nemen. Een terzake van een voorschot getekende schuldbekentenis wordt altijd in eenzijdige vorm opgemaakt. De schuldenaar moet dus altijd het goedschrift onder de schuldbeken tenis schrijven. Hij dient het goedschrift te plaatsen boven zijn handtekening. De bij ons gebruikelijke kredietakten zijn deels in eenzijdige, deels in tweezijdige vorm opgemaakt. De akten van kredietverlening, welke gebruikt worden in combinatie met hypotheekakten (dat wil dus zeggen de akten, die alle de letter C dragen) zijn opgemaakt in tweezijdige vorm. Deze akten moeten dus, behalve de handtekening van de krediet nemer, ook de ondertekening van twee be stuursleden van de bank dragen. Het is echter niet nodig, dat op deze akten de kredietnemer ook een goedschrift zet. Al onze andere kredietakten zijn opgemaakt in eenzijdige vorm. Zij moeten derhalve slechts door de kredietnemer ondertekend worden en deze dient boven zijn handtekening het goedschrift te plaatsen. Men lette zorgvuldig op datgene, wat omtrent de ondertekening van de akte en het plaatsen van het goed schrift in de voet van de akte is vermeld. Tenslotte zijn er nog overeenkomsten tot het aangaan van geldleningen. Daaronder moet men verstaan de overeenkomsten, waar bij de bank zich verplicht aan de cliënt een zekere geldlening te zullen verstrekken, ter wijl de cliënt op zich neemt om datgene, wat hij uit hoofde van die geldlening zal hebben opgenomen, aan de bank te zullen terugbe talen. Men lette zorgvuldig op datgene, wat aan de voet van de akte omtrent de onder tekening en het plaatsen van het goedschrift is vermeld. De borgen moeten altijd met een goed schrift ondertekenen, ook in die gevallen, waarin de kredietnemer op grond van het feit, dat het een tweezijdige overeenkomst is, zulks zelf niet behoeft te doen. bevat omtrent de ondertekening van sommige onderhandse stukken. Volgens art. 1915, dat wij hier in verkorte vorm weergeven, moeten onderhandse eenzijdige schuldverbintenissen tot voldoening van gereed geld geheel ge schreven worden met de hand van degene, die ze ondertekend heeft, of moet tenminste daaronder, behalve de handtekening, met de hand van de ondertekenaar geschreven wor den een goedkeuring, houdende in voluit ge schreven letters de verschuldigde som. 236

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 40