WENKEN VOOR KASSIERS waartoe vooral de verstrekking van hypothe caire voorschotten bijdroeg. Bij de overige uitzettingen is de post effec ten, voornamelijk als gevolg van de inschrij ving op de 4Vï °/o leningen van de Bank voor Nederlandse Gemeenten N.V., toegenomen. De daling van de creditgelden enerzijds en de toeneming van de kredietverlening en be leggingen in eigen kring alsmede van de overige uitzettingen anderzijds hebben ertoe geleid, dat de liquide middelen met bijna 43,0 miljoen afnamen. Blijkens de spaarcijfers kwam alleen bij de bij Utrecht aangesloten banken een negatief spaarverschil voor, hetgeen eveneens het ge val was in april 1959. Bij de overige spaar- instellingen liggen de besparingen in april op een lager niveau dan in de voorgaande maand, hetgeen een normaal verschijnsel is. In de maand mei namen de spaargelden bij de bij Utrecht en Eindhoven aangesloten ban ken respectievelijk toe met 15,9 miljoen en 8,7 miljoen, terwijl bij de Rijkspostspaar bank 27,7 miljoen meer werd ingelegd dan terugbetaald. Op vrijwel alle fiscale balansen van on ze boerenleenbanken/raiffeisenbanken komt onder de passiva de post „Nieuwe Onbelaste Reserve" voor, meestal met een van jaar tot jaar onveranderd saldo. Voor velen is de betekenis van deze N.O.R. niet geheel duidelijk. Men zou gaarne drie vragen beantwoord zien, n.1.: Ie. Wat is feitelijk die N.O.R. precies? 2e. Hoe zijn wij er aan gekomen? 3e. Hoe komen wij er af? Wat is feitelijk die N.O.R. precies? De N.O.R. is dat gedeelte van het fiscaal zuiver vermogen, waarop de fiscus zich, wegens in het verleden onbelast gelaten winsten, alsnog het recht tot belastinghef fing voorbehoudt. Voor onze lokale banken met in totaal een N.O.R. van 10.000.000,betekent dit een latente belastingschuld van ongeveer 2.000.000,(bij het thans geldende uit zonderingstarief vennootschapsbelasting van 20 Hoe zijn wij er aan gekomen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden voor onze banken, die onder de vennoot schapsbelasting vallen, moeten wij meer dan twintig jaar teruggaan in de fiscale ge schiedenis. Tot en met het boekjaar 1938 resp. 1938/ 1939 gold de dividend- en tantièmebelas ting, krachtens welke de winst van lichamen eerst bij uitdeling werd belast. Gereser veerde winst was weliswaar in beginsel ook aan deze belasting onderworpen, doch de fiscus oefende geduld met de heffing tot het tijdstip van uitdeling resp. liquidatie van het lichaam. Toen de dividend- en tantièmebelasting met ingang van het boekjaar 1939 (1939/ 1940) vervangen werd door de winstbelas ting, die niet slechts de uitgedeelde winst, doch de gehele gemaakte winst ging belas ten, moest de fiscus een voorziening treffen teneinde zijn belastingclaim op de bij de lichamen tot dusverre onbelast gelaten winstreserves niet te verspelen. Zodoende werd voor alle lichamen per het z.g. overgangstijdstip (31 december 1938 Van O.R. tot N.O.R. 232

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 36