SPAREND NEDERLAND
Bedragen x 1 miljoen
c
c
6>4
'3,7
+- El
KANTTEKENINGEN BIJ DE CIJFERS
De invloed van het seizoen komt vooral in
de maand april tot uitdrukking in het beloop
van diverse balansposten. De oogstvoorberei-
ding en de betaling van pacht eisen in deze
maand een belangrijk bedrag aan middelen,
waarvan de spaargelden en vooral de credit-
saldi in lopende rekening de invloed onder
vinden. Deze blijkt in het bijzonder bij de
banken, gevestigd in de kleigebieden, waarbij
de creditsaldi in lopende rekening een ver
mindering ondergingen met bijna f 14,2 mil
joen. Opmerkelijk is, dat deze teruggang
nagenoeg het tweevoud is van die in april
1959 en 5,0 miljoen hoger dan die in april
1958. De daling van het totaal der creditsaldi
in lopende rekening, die in april 1960 aan
merkelijk sterker is dan in deovereenkomstige
maand van de voorgaande jaren, blijkt dus te
zijn veroorzaakt door de opneming van
gelden in de akkerbouwbedrijven. Bij de
banken, gevestigd op de zandgronden, is de
opneming van creditsaldi in lopende rekening
lager dan in voorgaande jaren, waaruit even
wel geen conclusies getrokken kunnen wor
den, daar bij de gemengde bedrijven de
seizoensinvloed op het beloop van de bedrijfs
gelden zeer gering is.
Het doet enigermate vreemd aan, dat de
debetsaldi in lopende rekening een zij het
geringe teruggang vertonen. De verklaring
hiervan is gelegen in de mindere behoefte
aan bedrijfskrediet van coöperatieve vereni
gingen en in het bijzonder van de aankoop
verenigingen. De kredietverlening in lopende
rekening aan de coöperatieve verenigingen
onderging een vermindering met 8,6 mil
joen, waardoor dus de gestegen behoefte aan
bedrijfskrediet van de akkerbouwbedrijven
zelfs werd overgecompenseerd.
De toeneming van de post voorschotten
zette zich in april in versneld tempo voort,
Mutaties
maart
Mutaties
april
Mutaties
jan./april
Saldo
tegoed
Tegoed in
van het
c
c
u
bc
c
c
O
c
u
bo
totaal
Inlage
Terug
betalii
Spaar-
versch
Inlage
Terug
betalir
Spaar-
versch
u
fac
d
Terug-
betalir
Spaar-
versch
1/1
30/4
1/1
30/4
1960
31b. Utrecht
92,8
84,0
8,8
88,8
97,7
8,9
390,5
342,2
48,3
2372,3
2420,6
27,6
27,4
Bib. Eindh.
62,3
55,9
55,6
55,4
0,2
256,1
216,5
39,6
1359,4
1399,0
15,8
15,8
R.P.S
68,8
59,6
9,2
64,8
60,7
4,1
288,5
224,3
64,2
2369,1
2433,3
27,5
27,5
Alg. Spaarb.
124,6
110,9
121,5
110,5
11,0
525,4
434,2
91,2
2506,3
2597,5
29,1
29,3
348,5
310,4
38,1
330,7
324,3
6,4
1460,5
1217,2
+243,3
8607,1
8850,4
100,0
100,0
1959
Bib. Utrecht
77,5
67,9
9,6
81,9
87,4
5,5
356,3
289,8
66,5
2037,6
2104,1
27,0
26,8
Bib. Eindh.
48,9
40,4
8,5
49,7
47,1
2,6
218,4
162 6
55,8
1158,7
1214,5
15,4
15,5
R.P.S
65,1
50,9
13,2
60,0
55,9
265,6
198,0
67,6
2142,4
2210,0
28,4
28,2
Alg Spaarb.
101,5
83,3
18,2
110,0
95,3
14,7
471,6
357,3
114,3
2196,8
2311,1
29,2
29,5
293,0
242,5
50,5
301,6
285,7
15,9
1311,9
1007,7
+304,2
7535,5
7839,7
100,0
100,0
231