Naarmate de evolutie van onze banken sneller baan breekt, wordt meer van de leiding
van de Centrale Bank gevraagd.
De agrarische kredietverlening bevindt zich in een stadium van sterke ontwikkeling; de
belangrijke besparingen in de niet-agrarische sfeer belangrijk voor een gespreide en aan
vullende liquiditeit leiden in toenemende mate tot uitbreiding van uitzettingen in deze
kring, met alle zorgen van dien.
Opvoering van het technische ontwikkelingspeil van beheerders en kassiers is in de toe
komst geboden.
De taak van de Centrale Bank om dit alles in juiste banen te leiden vereist een voort
durend grotere inspanning.
Dit alles is slechts mogelijk indien in harmonische samenwerking wordt gearbeid. Ik wil
een hartstochtelijk beroep doen op de aangesloten banken om de prachtige eenheid, die nu
bestaat het verleden heeft bewezen wat eendracht vermag in stand te houden. Daar
toe behoort vertrouwen te worden gesteld in de leiding van de Centrale Bank.
De Centrale Bank van haar kant heeft ongetwijfeld het voornemen om, naarmate de pro
blemen toenemen, nauwere contacten met haar leden te leggen. U kunt van mij, als insider,
aannemen, dat elke gedachte aan machtsvorming, anders dan in het belang van de gehele
organisatie, de Centrale Bank volkomen vreemd is. Ik vertrouw voldoende op uw gezond
verstand en onderscheidingsvermogen om aan te nemen, dat u uitlatingen, volgens welke de
Centrale Bank autoritair zou optreden en de aangesloten banken zonder zeggenschap zou
laten, op hun juiste waarde schat. Ik moge in dit verband wijzen op organen als de Centrale
Ringvergadering, de gewone ringvergaderingen en tal van commissies, bijeenkomsten en
besprekingen, waar men vrijelijk en openhartig zijn kritiek kan doen horen.
Mijnheer de voorzitter! Als ik hier zou doorgaan op dit chapiter, zou ik misbruik maken van
de kostbare tijd van deze vergadering en daaraan wil ik mij niet bezondigen.
Ik ben er dankbaar voor, dat het mij gegeven is geweest in zo ruime mate het vertrouwen van
de aangesloten banken te genieten, waardoor het mogelijk was soms schijnbaar onoplosbare
tegenstellingen en problemen tot een goed einde te brengen. Van harte hoop en vertrouw ik,
ja, ik reken er vast op, dat mijn opvolgers die voor u overigens zeer goede bekenden zijn
in dezelfde geest met u zullen mogen samenwerken, teneinde onze landbouwkredietorgani
satie tot verdere verdieping en ontwikkeling te brengen.
Het bestuur van de Centrale Bank ben ik zeer erkentelijk voor zijn besluit, mij in bescheiden
mate nog in staat te stellen om. waar nodig, van advies te dienen. Dit bespaart mij de pijn van
het absolute afscheid van een werkkring, waarin ik mij heb mogen „uitleven", die mijn grote
liefde had en waarin ik mij zeer veel vrienden heb verworven.
Ik wens u allen alle goeds toe, voor u zelf en uw gezinnen en ik hoop, dat de geest van Raif-
feisen (het dienen van de gemeenschap) door middel van onze landbouwkredietbanken over u
allen vaardig moge blijven. U kunt hierdoor bewijzen.dat met de meestmaterialistische materie,
het geld, door hen, die in samenwerking geloven, wat goeds kan worden geschapen, al zou het
alleen maar zijn het eendrachtig samengaan van mensen met zeer uiteenlopende levensbe
schouwingen, dienende het stoffelijk en zedelijk belang van de naaste.
Vervolgens wil ik. mijnheer de voorzitter, niet nalaten mijn collega's-directeuren en allen,
met wie ik in de Centrale Bank mocht samenwerken, van deze plaats af te danken voor alle har
telijkheid en vriendschap, die ik in de afgelopen jaren heb mogen ondervinden.
Een goede geest in de arbeidsgemeenschap is de grondslag voor het succes. Daarvan uit
gaande mag worden vastgesteld, dat, gemeten aan het succes van de organisatie.de geest prima
is geweest.
Ik moge tenslotte nog even ingaan op de woorden van prof. Minderhoud en die van de heer
Geertsma. Prof. Minderhoud, u hebt mij hoog te paard gezet. Ik heb echter hoogtevrees en ik
ben bang, dat ik van dat paard zal afvallen. Ik stap er dus maar gauw af en kom weer
met beide benen op de grond. Ik wil het zó zien, dat het mij gegeven is geweest in de organi
satie het hart van u allen te veroveren en om veel werk te doen. Ik wil trachten in de toekomst
daaraan nog enige aanvulling te geven. Ik ben er dankbaar voor, dat u, prof. Minderhoud,
220