DE REDE VAN DE HEER HENDRIKSEN
Mijnheer de voorzitter, dames en heren!
Ik wil mijn kort afscheidswoord gaarne beginnen met u, mijnheer de voorzitter en het be
stuur van de Centrale Bank te danken voor de mij geboden uitzonderlijke gelegenheid om in
deze algemene vergadering afscheid te nemen. Naarmate deze dag naderde heb ik het steeds
sterker als een bijzonder voorrecht gevoeld, dat ik hier afscheid mocht nemen. Sedert 1919 heb ik
nooit een algemene vergadering gemist. Het doet je dan wat, hier afscheid te mogen nemen.
Ik wil niet over mijzelf spreken. Dat is van weinig belang. Dank wil ik brengen aan God,
die mij een zeer goede gezondheid gaf, zodat ik mijn werk kon doen zoals ik het heb gedaan.
Het bestuur van de Centrale Bank dank ik zeer hartelijk voor het mij geschonken ver
trouwen. Het kwam maar zelden voor, dat het bestuur zich met de adviezen van de directie,
al waren zij soms van ingrijpende en vérgaande aard, niet kon verenigen.
Door de omstandigheden kwam ik al in 1924 vrij regelmatig met het bestuur in aanra
king en ik heb steeds de uiterste welwillendheid ontmoet, tot heden toe.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren! Nu ik hier voor de laatste keer het woord mag
voeren, is de verleiding groot om een vogelvluchtoverzicht te geven van de ontwikkeling
van onze organisatie sedert begin 1919 tot heden. Ik wil dit niet doen. Vóór ik excuses zou
kunnen aanbieden, zoudt u mij er al van verdacht hebben, een oratio pro domo te houden,
die geen grond van bestaan heeft. Immers, deze ontwikkeling is te danken aan de gezamen
lijke krachtsinspanning en toewijding van een generatie van beheerders en kassiers van de
boerenleenbanken, hierin bijgestaan en geleid door het veelzijdige apparaat van de Centrale
Bank. In deze massale inspanning vervult het individu, wie het ook zij, slechts een beschei
den rol. De prachtige resultaten van deze gezamenlijke toewijding, zoals die ook in deze
vergadering weer zijn gebleken, mogen ons allen verheugen en stimuleren tot het behouden
van de eenheid, die onze organisatie, ook in moeilijke tijden, steeds heeft betracht.
In het verkeer met onze banken, waarbij voorlichting, raadgeving en verkeersregeling
(liquiditeit!) zulk een grote rol spelen, heb ik steeds de goede verstandhouding met onze
banken als probleem nummer één aangevoeld, omdat de bescherming en bewaking van het
geheel dikwijls lokaal offers vragen en het brengen van deze offers begrijpelijkerwijze nu en
dan weerstand oproept. Het kweken van een goede sfeer voor begrip heeft echter slechts dan
succes, wanneer men elkander vertrouwt en dit vertrouwen bovendien wil tonen.
De taak van de Centrale Bank als leidinggevende en adviserende instantie is dikwijls on
dankbaar. De Centrale dient de liquiditeit van de organisatie te bewaren, de rentabiliteit te
bevorderen en een wakend oog te houden op de solvabiliteit. Men verwacht van de Centrale
Bank, dat zij een oplossing weet voor allerlei moeilijkheden van interne aard, die de aange
sloten banken schier dagelijks ontmoeten. Ik wil niet beweren, dat deze grote huishouding nu zo
vreselijk lastig is, maar deze opdracht vereist toch een voortdurende zorg van bestuur en
directie, waarbij behoedzaamheid en omzichtigheid zijn geboden.
De heer Hendriksen spreekt vervolgens de vol
gende woorden:
Slotrede van de heer H. Hendriksen.
219