VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK
In zijn openingswoord wijdt de voorzitter aandacht
GEHOUDEN TE UTRECHT, OP 25 MEI 1960
OPENING
De voorzitter van de vergadering, de heer H. A.
Wind, heet alle aanwezigen van harte welkom, spe
ciaal de genodigden, Z. Th. J. R. baron van Dorth
tot Medler, jhr mr W. C. Hooft Graafland, D. W.
Lindenbergh en G. J. Wilms, alsmede de vertegen
woordigers van de pers.
REDE VAN DE VOORZITTER
aan de situatie in land- en tuinbouw.
De welvaartsgolf, die in 1958 heeft ingezet, houdt
aan. De vraag of het evenwicht in onze economie be
waard zal kunnen blijven, wordt klemmender.
De voorzitter onderstreept het grote belang van
het bewaren van dit evenwicht, verstoringen zijn
schadelijk voor de groei van onze welvaart. Gelijk de
President van de Nederlandsche Bank in het jaar
verslag van die instelling schreef, is de economische
politiek niet bij machte de golfbeweging van de con
junctuur te doen overgaan in een geleidelijke groei;
men kan slechts trachten de evenwichtsverstoringen
te matigen. Als een poging daartoe zullen de rege
ringsmaatregelen tot vermindering van de fiscale
faciliteiten inzake de investeringsaftrek en de ver
vroegde afschrijving moeten worden beschouwd.
In overleg met het bankwezen, waaronder dus ook
de landbouwkredietbanken, zoekt de Nederlandsche
Bank naar maatregelen, waarmede zo nodig de
kredietverlening kan worden beteugeld.
De voorzitter spreekt het vertrouwen uit, dat
kredietbeperkende maatregelen slechts in uiterste
noodzaak zullen worden toegepast.
De land- en tuinbouw
De toestanden in de land- en tuinbouw beziende,
gewaagt de voorzitter van de zwakke positie van de
zuivelmarkt. De positie ligt 14 °/o boven die van 1959.
Weliswaar zijn de voorraden veel geringer dan in
1958 en mag er verwacht worden, dat het gestegen
welvaartspeil een gunstige invloed op de consumptie
zal hebben, doch zolang dit niet resulteert in een
omhooggaan van de prijzen, blijven deze gunstige
factoren vogels in de lucht. Afgewacht dient te wor
den wat er naar vorenkomt uit een studie door een
commissie, ingesteld door de minister van Landbouw,
om het zuivelprobleem onder de loep te nemen. Dat
alleen produktiebeperkingen in Nederland uitkomst
kunnen brengen, lijkt een te simpele benadering van
het vraagstuk. Veeleer moet het daarvoor worden ge
houden, dat slechts internationale samenwerking kan
zorgen voor meer stabiele voorwaarden, zowel voor
producenten als voor consumenten. Onlangs is hierop
nog gewezen door de internationale organisatie van
agrarische producenten (IFAP).
Voor eieren en varkensvlees is de huidige situatie
evenmin gunstig. In de eierensector zijn het vooral de
aanvoeren uit een aantal landen, die dumpingsprak
tijken uitoefenen op de Duitse markt, waardoor de
prijzen bedorven worden. Juist het gemengde bedrijf
in ons land heeft bij een lonend prijspeil van eieren
en varkens groot belang. Het zou bijzonder belang
rijk zijn, indien er waarheid schuilt in de geruchten,
dat tegen de dumping op de Europese eiermarkten
maatregelen in het verband van de E.E.G. in voor
bereiding zijn.
In de akkerbouwsector heeft het weer zich de
laatste week van een betere kant laten kennen dan
aanvankelijk het geval was. Over de uitkomsten in
deze sector valt echter nog niets te zeggen.
De ontwikkeling in de tuinbouw sluit zich nauw
aan bij de algemene welvaart. In het algemeen is
echter een advies om bij de investeringen in de tuin
bouw enige matiging te betrachten wel op zijn plaats.
Het sparen
Het gunstige spaarklimaat in 1959 heeft tot een
record toeneming van de spaargelden bij de Utrechtse
landbouwkredietorganisatie geleid, terwijl in 1959
zich eveneens een grote kredietvraag ontwikkelde,
hetgeen tot gevolg had, dat het depot van de lokale
banken bij de Centrale Bank veel minder toenam dan
in 1958, toen de kredietvraag nog op gang moest
komen. De heer Wind vraagt de aandacht voor de
activiteiten van vakverenigingen en handelsbanken
op het spaarterrein.
De boerenleenbanken zullen gaarne behoorlijke
armslag op het spaargebied hebben, maar zullen
anderen hun deel niet misgunnen. De motieven, die
tot de activiteit van de vakverenigingen en han
delsbanken geleid hebben, acht de voorzitter weinig
overtuigend. De boerenleenbanken, evenals de andere
spaarinstellingen, hebben steeds het sparen door de
kleine spaarder met kracht bevorderd, maar hebben
hun zorg niet eenzijdig op de kleine spaarder gericht.
Zij behartigen evenzeer de belangen van de „middel
grote" en de „grote" spaarder, aan wie een be
langrijk deel van het inleggerstegoed toebehoort. De
boerenleenbanken zullen de deur harer spaarbanken
voor de grote èn de kleine spaarder wijd open houden.
Rapport Landbouwkrediet
De voorzitter memoreert het verschijnen in februari
jl. van het rapport van de Commissie Landbouw
krediet. Hij acht dit rapport van groot belang voor
de organisatie. Voor de banken geeft dit rapport aan
leiding zich op sommige belangrijke en minder be
langrijke punten van hun beleid te beraden.
De heer Wind releveerde een uitspraak van de
voorzitter van de Commissie Landbouwkrediet, prof.
Verrijn Stuart, die bij de openbaarmaking van het
rapport zeide, dat de Nederlandse landbouw, wat de
kredietvoorzieningen betreft, in een bijzonder gun
stige positie verkeert. Zonder noemenswaardige steun
van overheidswege is de agrarische kredietvoorzie
ning in Nederland op alleszins bevredigende wijze ge
regeld door de vrijwillige samenwerking van de be-
drijfsgenoten. De 1300 boerenleenbanken worden ge
leid door personen, die zich geheel belangeloos aan
deze verantwoordelijke taak geven. Ondanks de
kritiek, aldus de heer Verrijn Stuart, die er dan wel
licht hier en daar nog mag zijn, kan niet genoeg
waardering voor deze functionarissen worden opge
bracht.
213