FLITSEN UIT HET VERLEDEN Een afscheidsgesprek met onze directeur H. J. Hendriksen „Als het de bedoeling is om een avond „rustig te praten, laten we dan een afspraak „maken na 1 juni. Dan heb ik alle tijd.' Aldus de eerste reactie van de heer Hen driksen op ons verzoek om een artikel te mogen wijden aan onze scheidende directeur. Met een moeizame verschuiving in de zak agenda kwam er toch een vroegere datum vrij en zo zaten we dan in de gezellige woonkamer van de familie Hendriksen met de oprechte bedoeling een echt vraaggesprek te beginnen. We kijken elkaar wat onwennig aan in deze ongewone journalistieke positie, maar nog voor dat de eerste vraag afgevuurd kon worden, begon de heer Hendriksen voor de vuist weg te vertellen. „Ik herinner me nog als de dag van gis teren, dat ik op 2 januari 1919 mijn be scheiden entree maakte bij de Centrale „Bank, die toen nog gevestigd was aan de „Drift te Utrecht. „Ik werd in een achterkamertje ontvangen „door de heer Van Stekelenburg, die des tijds boekhouder was en die me overdroeg „aan de oude heer Van den Hurk, de hoofd- „inspecteur. „Mijn bedoeling was namelijk bij de buiten dienst te komen, hetgeen ook mijn streven „was, toen ik de eerste vijf jaren van mijn „loopbaan doorbracht bij de belastingen, „eerst te Dieren, later bij de inspectie „te Arnhem en de accountantsdienst te „Utrecht.'' De heer Hendriksen stopt even en zet zich dan op z'n gemak in de stoel. In zijn karak teristieke houding, achterovergeleund met het kleine sigaartje licht trilllend tussen de vingers. Zijn lichte ogen zijn een ogen blik onbestemd op de groter wordende as- punt gericht als er een glimlach over z'n ge zicht flitst. 1 Vaste staf van 3 man „Tja, het was een jaar na de eerste we reldoorlog en er was een golf van bank- „oprichtingen geweest. We telden er toen „583. Maar onze hele inspectieafdeling om- ratte een vaste staf van 3 man, te weten „de heren Visser, Witte en ik. Daarnaast „telden we vijf buiteninspecteurs, wier na- „men langzamerhand legendarisch zijn ge- „worden. „Ons inspectierapport bestond toen uit „twee geschreven vellen en de heer Van „Mansum behandelde de correspondentie „met behulp van een copiëerpers. „De Centrale Bank had geen directeur, „maar er waren drie hoofdambtenaren, nl. 208

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 12