Betekenis voor Nederlandse landbouw Wanneer de voorzitter van een van onze landbouworganisaties voor een grote bijeen komst van Amerikaanse boeren zo'n duide lijke schets geeft van de noodzakelijke ont wikkeling tot een gemeenschappelijk land bouwbeleid, dan moet het wel duidelijk zijn, dat het belanghebbende bedrijfsleven, dat bij deze ontwikkeling ten nauwste is betrokken, zich „thuis" ernstig met de vele aspecten van het toekomstige beleid bezig houdt. Niet alleen voor de landbouw, doch ook voor handel en industrie staan hier grote be langen op het spel. De afzet van onze agrarische produktie, waarvan een belangrijk deel op export is aangewezen, wordt in sterke mate belem merd door allerlei beschermingsmaatregelen invoerrechten, contingenteringen, mono polies in de ons omringende landen. Daardoor wordt de prijsvorming, ook in het binnenland, ongunstig beïnvloed. Het is daarom een levensbelang voor onze land bouw, dat zijn produkten op een zo groot mogelijke „eigen", vrije markt afzet kunnen vinden. Wanneer onze boeren en tuinders een zekere technische voorsprong weten te behouden, wanneer wij blijven streven naar zo laag mogelijke produktiekosten en het voortbrengen van produkten van prima kwaliteit, dan zal de Nederlandse landbouw zeker van de geboden afzetkansen kunnen profiteren. De vrijmaking van het handels verkeer in de zes Eurolanden zal gezien het gunstige perspectief voor de plaatsings mogelijkheden van onze produkten ook voor de agrarische handel en voor de land- bouwprodukten verwerkende industrie van grote betekenis zijn. Voorstellen Europese Commissie De voorstellen van de Europese Commissie (het „dagelijks bestuur in de E.E.G.") beogen het totstandbrengen van een vrije interne markt, die evenwel afgeschermd is van de door overschotten verstoorde wereldmarkt via een stelsel van „sluisprijzen" en, zo nodig, importrestricties. Het stelsel van sluisprijzen vertoont veel overeenkomst met het systeem van monopolieheffingen, dat hier te lande wordt toegepast bij de voedergranen. Bij import wordt door een wisselende heffing de prijs van het buitenlands produkt op het niveau gebracht, dat voor een redelijke beloning van de binnenlandse producent noodzakelijk wordt geacht (doelstelling landbouwbeleid), terwijl bij export van ver- edelingsprodukten, door restitutie van de heffing op grondstoffen, weer op wereld marktbasis kan worden aangeboden. Reacties van handel en industrie Het Nederlandse bedrijfsleven heeft, in zijn verschillende groeperingen, de laatste maanden bepaald niet stilgezeten, doch zich intensief beziggehouden met de voorstellen van de heer Mansholt c.s., met als gevolg, dat de schrijftafel van minister Marijnen is bedolven onder vele nota's, adressen, memo randa en resoluties, waarin vaak scherpe kritiek wordt geuit en waarin zelfs het wcord „onaanvaardbaar" voorkomt. De bezwaren tegen het complex van voor stellen voor het gemeenschappelijk land bouwbeleid worden vooral ingegeven door de vrees, dat door vaststelling van een hoge richtprijs voor granen de Europese landbou wers als het ware zullen worden uitgenodigd om maar zoveel mogelijk graan te produ ceren. Daardoor zou de zelfvoorziening zo hoog worden opgevoerd, dat de invoer uit landen met traditionele graanexport naar het gebied van de zes vrijwel onmogelijk wordt, hetgeen weer tot gevolg zou hebben, dat onze export van veredelingsprodukten door tegen maatregelen zou worden getroffen. Boven dien zou, doordat dan geen import van gra nen plaats heeft, bij export van veredelings produkten geen restitutie van heffing kun nen worden verleend en dus niet op wereld marktbasis kunnen worden aangeboden. Voorts vreest men, dat Nederland tot een z.g. „tekortgebied" wordt gerekend waar de grondstof voor onze veredelingsproduktie kunstmatig hoger zou komen te liggen dan elders in de E.E.G., waardoor de bestaans mogelijkheid van veehouderij en verwer kende industrie zou worden ondermijnd. De kritiek gaat zo ver, dat een 11-tal organisaties van landbouwprodukten ver werkende industrieën, met de Vereniging van Nederlandse Mengvoederfabrikanten, is overgegaan tot oprichting van een „Actie centrum", dat „het luiden van de noodklok wil laten doordringen tot alle geledingen van ons volk, want werkgelegenheid en kosten 167

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 9