inhoud van de wetgevingsmaatregelen op het
gebied van de landbouw van de laatste tijd,
waaruit blijkt, dat het niet verantwoord is be
drijven als deze te versnipperen. Aangezien
de boerderij met de daarbij behorende landen
werd beschouwd als een object, dat niet goed
in stukken kon worden verdeeld, moest (daar
verkoop van het bedrijf niet in aanmerking
kwam) de oplossing wel zijn, dat het bedrijf
aan slechts een van de erfgenamen werd toe
gewezen, terwijl de anderen zich tevreden
moesten stellen met het ontvangen van een
geldsom. Als zich dus de situatie voordoet,
dat aangetoond kan worden, dat het niet ver
antwoord is het bedrijf van de overledene
te verdelen, vervalt naar het oordeel van de
rechtbank te Amsterdam het recht van de erf
genamen op toebedeling van hun aandeel in
goederen uit de boedel. Onder die omstan
digheden is het naar het oordeel van de Am
sterdamse rechtbank hetzelfde alsof b.v. in de
boedel een kostbaar schilderij wordt aange
troffen. Ook dat is niet voor verdeling vat
baar en moet derhalve aan een van de erf
genamen worden toegedeeld.
Maatregelen, die de erflater kan nemen.
De zojuist door ons geschetste moeilijkheden
zijn problemen, die zich kunnen voordoen
als de erflater op generlei wijze gezorgd
heeft, dat het overnemen van zijn bedrijf
door een van zijn erfgenamen na zijn dood
verzekerd is. De vrees voor deze moeilijk
heden zal voor vele land- en tuinbouwers
een reden zijn om tijdig maatregelen te tref
fen, waardoor hetzij voorkomen wordt, dat
zich deze problemen voordoen, hetzij een op
lossing van deze problemen vergemakkelijkt
wordt. Wij zullen nu bespreken, welke maat
regelen door de erflater getroffen kunnen
worden.
Beloning van de zoon, die op de boerderij
vati zijn vader werkzaam is. In vele gevallen
is degene van de kinderen, die door de
vader voorbestemd is om op het boerenbe
drijf na zijn overlijden te blijven, altijd al op
de boerderij of in het tuindersbedrijf werk
zaam geweest. Terwijl de andere kinderen
het huis verlaten hebben en elders hun be
staan hebben opgebouwd, blijft hij thuis en
verricht vaak zijn werk tegen niet meer dan
kost en inwoning. Het is echter kortzichtig
van de vader om de zoon, die straks zijn be
drijf zal moeten gaan voortzetten, voor zijn
arbeid in het bedrijf aldus minder te belonen
dan met zijn arbeidsprestatie overeenkomt.
Als de vader namelijk overlijdt, bezit de zoon
geenszins de nodige middelen om de overige
erfgenamen hun aandeel uit te betalen, zelfs
als deze bereid zijn om het boerenbedrijf of
het tuindersbedrijf aan hem toe te bedelen.
Dit is eigenlijk niet juist, want het is ten
slotte voor een deel ook aan de arbeid van
de zoon, die de boerderij zou gaan overnemen,
te danken, dat deze tot waarde is gekomen.
Ook wat het successierecht betreft handelt de
vader niet verstandig. Er moet nu door de
zoon namelijk successierecht betaald worden
over een deel van het vermogen van de
vader, dat door zijn eigen arbeid is gevormd.
Daarom is er alles voor te zeggen aan
inwonende kinderen, die op de boerderij van
hun ouders blijven werken, een normaal loon
te betalen. Deze kunnen dit geld op een
spaarbankboekje zetten, of ook, indien daar
aan behoefte zou bestaan, aan de vader op
onderhandse schuldbekentenis uitlenen (waar
door het geld toch in het bedrijf blijft).
Voorzieningen in testament van de erf
later. De vader zou, door de in de vorige
alinea bedoelde maatregelen te nemen, het
financieringsprobleem voor de overnemende
erfgenaam in aanzienlijke mate kunnen ver
lichten, zo het hierdoor al niet opgelost
wordt. Het is raadzaam ook nog te trach
ten de eventuele onenigheid tussen de
erfgenamen inzake de verdeling van het
ouderlijke boerenbedrijf of tuindersbedrijf te
voorkomen. Men denkt daarbij in de eerste
plaats aan een testament. Wij moeten nu
allereerst dus de vraag beantwoorden of de
erflater in een testament kan bepalen, dat
bijvoorbeeld een van zijn kinderen de gehele
boerderij zal krijgen en de anderen slechts
genoegen zullen nemen met een geldsbedrag,
gelijk aan de waarde van hun aandeel in de
boerderij.
Boven bespraken wij reeds, dat de kinderen
een zogenaamde legitieme portie hebben. Dat
betekent, dat zij niet alleen recht hebben om
de waarde van hun legitieme portie te ont
vangen, maar ook om die waarde te ont
vangen in de vorm van goederen uit de
nalatenschap en niet in de vorm van een
geldsom. Daaruit vloeit weer voort, dat de
erflater niet aan een van zijn kinderen in het
testament bij wijze van legaat zijn boerderij
3