gewijd. Volgens de raming van het Centraal Planbureau zullen de bestedingen voor in vestering en voorraadvorming in de loop van dit jaar een snellere groei vertonen dan de besparingen en het is dan ook volkomen in overeenstemming met deze prognose, dat onze regering heeft besloten tot inkrimping van de faciliteiten van investeringsaftrek en van vervroegde afschrijving. Dit is uiteraard geen monetaire maatregel, maar het is waar schijnlijk, dat ook op monetair gebied zal worden ingegrepen, wanneer de conjunctuur tekenen van over-expansie blijft vertonen. In Engeland is men reeds overgegaan tot de bepaling, dat de bankinstellingen V2 a 1 °/o van hun crediteurengelden renteloos bij de Bank of England zullen moeten storten, ten einde de mogelijkheid van het verstrekken van krediet te beperken. Vooral in Engeland is dit voorschrift veelbetekenend, gezien het feit, dat Engeland het land is van de tradi tionele vrijheid op financieel gebied en dat de Bank of England altijd meer waarde heeft gehecht zoals trouwens ook de Neder- landsche Bank aan overleg met de banken dan aan dwingende voorschriften. Tege lijkertijd is bepaald, dat de financierings maatschappijen zich strikt moeten houden aan bepaalde normen van eerste betalingen, dit alles om kredietexpansie te belemmeren. Uit Duitsland zijn klanken vernomen, die hetzelfde beogen en de Nederlandsche Bank heeft in haar laatst verschenen jaarverslag medegedeeld, dat gedacht wordt aan de mogelijkheid om, wanneer te zijner tijd bij zondere maatregelen tot beperking van de kredietexpansie opportuun zouden blijken, het bankwezen renteloze deposito's te doen aanhouden tot ten hoogste het bedrag van de eventuele overschrijding der alsdan door de Nederlandsche Bank overeenkomstig de Wet toezicht credietwezen vast te stellen krediet plafonds. Dat is dus een andere norm dan in Engeland wordt toegepast, maar volgens hetzelfde patroon. Orthodoxe monetaire middelen niet steeds toereikend Men kan er van op aan, dat dergelijke maatregelen eigenlijkcontre-coeur worden ge nomen en alleen omdat orthodoxe monetaire middelen niet steeds toereikend zijn. Toen de Nederlandsche Bank in de tweede helft van het vorige jaar een plotselinge expansie van de kredietverlening door het bankwezen aan het bedrijfsleven waarnam, is wel een discontoverhoging van 23U tot 31/2 °/o toegepast, maar dit geschiedde bij wijze van waarschuwing, als een schot voor de boeg. Enig effect kon hiervan niet worden ver wacht, gezien de overgrote liquiditeit van het bankwezen en ook thans is hierin nog geen wijziging gekcmen. Van die liquiditeit heeft het bankwezen met volkomen instem ming van de centrale bank gebruik gemaakt om uitzettingen op korte termijn in het buitenland te effectueren, teneinde te profi teren van de daar te bedingen relatief hoge rentevergoeding en zou het disconto ten onzent krachtig worden verhoogd, dan zou den deze uitzettingen eenvoudig terug wor den getrokken, waardoor de binnenlandse liquiditeit zou toenemen. Alleen zou dus een verplaatsing van uitzetting door het bank wezen intreden en de binnenlandse liquidi teit zou slechts te bestrijden zijn door een verhoging van het verplichte kassaldo bij de Nederlandsche Bank, maar vermoedelijk niet tot voldoende hoogte. Bovendien zou voor het bankwezen een aantrekkelijke winstbron worden verstopt, hetgeen stellig niet in de bedoeling ligt van de Nederlandsche Bank. Mocht dan ook inderdaad een sterke kre diet-expansie worden waargenomen, dan zullen de monetaire autoriteiten wel hun toevlucht moeten nemen tot een kwantita tieve kredietcontrole als hierboven om schreven. Invloed van kapitaalverkeer Dit klemt te meer als men de invloed van het kapitaalverkeer in de beschouwing be trekt. Ware uitsluitend sprake van de geld markt dan zou, hoewel moeilijk en met wrijving, misschien nog wel een zuiver mo netaire oplossing te vinden zijn voor de beperking van de liquiditeiten. In het kapi taalverkeer echter wordt ons land voortdu rend gevoed door de bedragen, die als gevolg van buitenlandse aankopen van Nederlandse effecten naar onze kapitaalmarkt vloeien. Het totaal der in het beursverkeer aan het buitenland verkochte effecten buiten landse inschrijving op emissies daaronder niet begrepen beliep in 1959 circa 830 miljoen tegenover circa 470 miljoen in 185

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 27