mies en het vervroegen van de afkalfdatum.
De stijging van de melkproduktie ondanks
minder gunstige afzetmogelijkheden is
mede een gevolg van het feit, dat in het
melkprijsbeleid het prijsmechanisme van
vraag en aanbod aan de produktiekant gro
tendeels is uitgeschakeld. De veehouder
produceert „op de garantie". De minister
stelde hierbij duidelijk, dat dit de individuele
veehouder niet euvel is te duiden. Voor de
boer is de garantieprijs immers een vast ge
geven en wanneer hij de melkproduktie van
zijn bedrijf uitbreidt, kan dit in vele gevallen
de bedrijfsresultaten gunstig beïnvloeden.
Het systeem van automatische koppeling van
garantieprijs aan de kostprijsberekening
leidt, naar het oordeel van de minister, niet
alleen tot een, met het oog op de afzet, on
verantwoorde produktie, doch is tevens mede
verantwoordelijk voor het verlies aan con
currentiekracht van de melkveehouderij op
de buitenlandse markt. De prikkel voor de
zuivelindustrie en de zuivelhandel om een zo
hoog mogelijke prijs te bedingen wordt door
het systeem kostprijs/garantieprijs aanmer
kelijk afgezwakt. Uit deze uitspraken blijkt
wel, dat de minister in Leeuwarden in grote
openheid de zuivelsituatie aan een oordeel
heeft onderworpen.
Opnieuw een crisis?
Na de merkwaardige ontwikkeling van de
zuivelmarkt in 1959 verkeren we thans weer
in een situatie, die veel gelijkenis begint te
vertonen met de crisis van 1958. Toch zijn
er volgens eerdergenoemd artikel in het
F.N.Z.-orgaan enkele factoren, waardoor
de situatie duidelijk gunstiger is. Er wordt
op gewezen, dat het verbruik ook in ons
eigen land op een hoger niveau ligt, dat
de condens- en poederindustrie beter dan in
1958 kan zorgen voor compensatie van
de moeilijkheden op de Europese markt, ter
wijl de welvaart in Europa stijgt. Ook markt
technisch is, door het ontbreken van excessief
hoge voorraden, de situatie gezonder.
Toch is er geen reden voor optimisme. Ver
wacht moet worden, dat het consumptie-
melkverbruik deze zomer, mede door de
prijsverhogingen, lager komt te liggen; er
wordt reeds een daling geconstateerd. In de
meeste Europese landen stijgt, mede door
uitbreiding van de veestapel, de produktie
sneller dan de vraag, terwijl het rationali
satieproces in de Europese veehouderij door
gaat.
Zolang de E.E.G. geen werkelijkheid is, zul
len de afzetmogelijkheden op de Europese
markt nog verder afnemen, doordat de bin
nenlandse behoefte aan zuivelprodukten in
de partnerlanden in toenemende mate zal
worden voorzien uit eigen produktie. Op
korte termijn biedt samenwerking in E.E.G.-
verband geen perspectief. Slechts indien men
er in zou slagen in de Gemeenschap een
markt- en prijsbeleid te voeren, dat is ge
richt op het handhaven van een intern prijs
niveau, doch waarbij tevens evenwicht ont
staat tussen produktie en economisch verant
woorde afzetmogelijkheden, kan een dergelijk
beleid op langere termijn leiden tot stabielere
verhoudingen op de zuivelmarkt.
Toenemende bezorgdheid
Wanneer we de huidige ontwikkeling van
de zuivelmarkt overzien, dan moet al be
hoeft nog geen crisis te worden verwacht
zoals we die twee jaar geleden hebben be
leefd er toch wel rekening mede worden
gehouden, dat er in de naaste toekomst ern
stige moeilijkheden kunnen ontstaan bij de
afzet en prijsvorming van verschillende zui
velprodukten. De opbrengstprijs zal weer
belangrijk liggen beneden de, voor 5 miljard
kg melk, in vooruitzicht gestelde garantie
prijs. Daardoor zal voor het gedeelte melk,
dat in de zuivelindustrie wordt verwerkt
de consumptiemelk wordt via de verreken-
prijs rechtstreeks tot waarde gebracht
weer een aanzienlijk tekort ontstaan op de
zuivelrekening. Deskundigen zijn van oor
deel dat, in het kader van het garantiebe-
leid, wellicht weer 300 miljoen moet wor
den bijgepast.
Bezinning noodzakelijk
Vele vragen rijzen: Dient, door de garantie
prijs minder strak te koppelen aan auto
matisch geregistreerde kostprijzen, de pro
duktie via een lagere prijs te worden afge
remd? Of kan de produktie op enigerlei
andere wijze worden beheerst? Is een om
schakeling, met name op gemengde bedrij
ven, mogelijk terwijl zich ook in de varkens-
en pluimveesector reeds moeilijkheden voor
doen? Moet de zuivelindustrie zich meer
123