gen 1.911 miljoen in 1958), waarvan 869 miljoen zuivel, 452 miljoen vee en vlees, 547 miljoen pluimvee en eieren, ter wijl de tuinbouwexport een waarde bereikte van 871 miljoen (1958 742 miljoen). Een groot deel van de Nederlandse agra rische export bestaat uit produkten van de zuivelindustrie. Hoewel de boterexport kwantitatief minder was dan in het voor gaande jaar, werden tijdelijk toch hoge prijzen bereikt. Vooral in de nazomer en herfst, toen Frankrijk, België en West- Duitsland ertoe overgingen de import van boter te openen, liep het prijspeil sterk op (overigens zeer tot ongerief van de consu menten in ons eigen land). De kaasexport onderging een stijging van niet minder dan 8 procent; voor het eerst werd de 100.000 ton overschreden, waardoor Nederland met ere het grootste kaas-exporterende land ter wereld kon worden genoemd. Ook de con dens vond goede afzetmogelijkheden op de buitenlandse markten. De totale uitvoer van melkpoeder onderging eveneens een aan zienlijke stijging. Niet alleen kwantitatief is de uitvoer van melk- en zuivelprodukten in 1959 dus veel hoger geweest dan in 1958, doch dit geldt ook voor de totale waarde. In 1959 bracht de zuivelexport nl. een bedrag op van 869 miljoen, tegen 674 miljoen in 1958. Zuivelpositie Waar vooral de export van zuivelprodukten voor onze landbouw van zo bijzonder grote betekenis is, mag het resultaat van 1959 tot voldoening stemmen. Ondanks deze voldoe ning kan de Nederlandse landbouw over de zuivelpositie echter allerminst gerust zijn. Integendeel, de laatste tijd wordt in de kringen van het agrarisch bedrijfsleven een toenemend gevoel van onbehagen merkbaar. Wat toch is het geval? Het relatief gunstige resultaat van 1959 ondanks de betere prijzen moest nog een be drag van 225 miljoen worden bijgepast uit het Landbouw-Egalisatie-Fonds is vooral veroorzaakt door de invloed van de droogte, waardoor in september en oktober in de ons omringende landen, met name in Zweden, Engeland en Frankrijk, minder melk werd aangevoerd. Bovendien werd verwacht dat, omdat er weinig wintervoer was gewennen. de melkproduktie ook gedurende de winter maanden laag zou zijn. Speculatieve aan kopen leidden tot buitensporige prijsstij gingen. De boterprijs vloog omhoog van 3,— tot 6,— per kg, de kaasprijs steeg tot 2,60 per kg. Toen echter, tegen de ver wachting in, bleek dat de melkproduktie niet daalde, doch daarentegen zelfs een sterke toeneming vertoonde in Europa met 5 °/o, en in ons land zelfs met 15 °/o kwam plotseling de klap en kelderden de prijzen weer even snel als ze waren gestegen. Uit het prijsverloop van de herfst 1959 blijkt, dat zelfs een kleine wijziging in de verhou ding van vraag en aanbod het marktbeeld geheel kan veranderen. „De Europese zuivel- markt balanceert op de rand van overpro- duktie", zo schrijft drs. Schelhaas in het Offi cieel Orgaan van de F.N.Z. De vrees leeft bij velen, dat zij dit jaar, evenals in 1958, over deze rand heen zal vallen. De verwach ting is, dat overal in Europa de melkpro duktie krachtig zal toenemen. Dit sombere beeld van een overvoerde markt heeft hier te lande inmiddels reeds geleid tot een ver laging van de boterprijs tot de minimum- inleveringsprijs van 3,65 per kg, terwijl de kaas daalde tot 1,70 per kg. Scherp oordeel van minister Kortgeleden heeft ook de minister, sprekend in onze voornaamste melkprovincie Fries land, zijn ernstige bezorgdheid uitgesproken met betrekking tot de te verwachten moei lijkheden in de zuivelsector, moeilijkheden vooral veroorzaakt door een steeds stijgende produktie, die gelet op de te verwachten af zet, allesbehalve verantwoord lijkt. Uit een vergelijking van de melkproduktie gedurende de periode van 1 november 1959 tot 1 maart 1960 met die van dezelfde maanden van 1958/'59 blijkt, dat de produktie inmiddels met 17 is gestegen. Als oorzaken van de sterk gestegen melkproduktie noemt de minister: de uitbreiding van de veestapel met 3 de hoge voedingswaarde en uit stekende kwaliteit van het in 1959 gewonnen hooi en kuilgras, de stijging van het kracht- voederverbruik, welke slechts voor een deel met de krappe ruwvoederpositie verband houdt, het toenemend verbruik van kunst- kalvermelk, de stimulering van de winter- melkproduktie door het verlenen van pre- 122

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 8