en 150 per jaar. De pioniers kwamen aan
vankelijk uitsluitend in aanmerking. De
garantiebehoefte was het eerste jaar het
sterkst.
In de aanvang zijn de kredieten veel sterker
ingeperkt en afgewikkeld dan bedongen was.
De sterke inperking en afwikkeling in de
eerste jaren temperde de stijging van het uit
staande garantiebedrag enigszins. In 1953
werd het maximum bereikt.
De oorzaak van de sterke inkrimping moet
gezocht worden in het streven van de boer
naar onafhankelijkheid. Dit streven werd ge
prikkeld door de achterdocht, welke de om
slachtige kredietconstructie met achterstelling
van familie en vrienden bij hem wekten. In
ieder geval is de intensief toegepaste vrij
willige inperking niet veroorzaakt door een
minder grote kapitaalbehoefte, want al
spoedig bleek juist het tegenovergestelde het
geval te zijn. Er staan tegenover de scherpe
inperkingen op de kredieten tal van ver
zoeken om uitstel van inperking en om wijzi
ging van inperkingsvoorwaarden. Hiervoor
bestaan verschillende redenen. In de eerste
plaats bleken de bedrijven van de drie eerste
uitgiften niet uit te komen met een kapitaal
van 1.000,— per ha, zeker niet wanneer zij
een gemengd karakter bezaten en mogelijk
soms nog kredietinperkingen hadden toege
past. Het aanvangskapitaal was te gering.
Het gemengde bedrijf vraagt meer kapitaal.
Voorbarige inperkingen konden niet meer on
gedaan gemaakt worden. In de tweede plaats
trad er in de afgelopen jaren een kruipende
inflatie op, waardoor een algemene stijging
van het prijsniveau ontstond met 2 tot 3
per jaar. De doorgedreven loonsverhoging
bleek uit te gaan boven de mate van pro-
duktiviteitsverhoging. Resultaat: toeneming
van arbeidskosten per eenheid produktie,
welke in de prijzen der goederen werd door
berekend. Hoger wordende arbeidskosten
noodzaakten tot sterke mechanisatie, waar
voor investeringskapitaal nodig was. Deze
mechanisatie werd bovendien gestimuleerd
door de sterke ontwikkeling van de agrarische
technologie.
Ten slotte was er de recessie van het land
bouwersinkomen als gevolg van de lagere
opbrengst der produkten. Deze discrepantie
tussen hogere kosten en lagere inkomsten
zocht een uitweg in langere looptijden van
en in aanvullingen op kredieten door nieuwe
kredieten.
Geen der garantiekredieten heeft tot effec
tuering van de garanties aanleiding gegeven.
In één geval bleek de kredietnemer niet vol
doende vakbekwaam te zijn en werd tot vrij
willige liquidatie overgegaan. Gezegd kan
worden, dat de Staat en de Centrale Bank
hier ook volledig zijn „uitgesprongen".
Conclusie
Concluderend kan gezegd worden, dat on
danks de vrij ingewikkelde opzet en ondanks
minder gunstige factoren van economische
aard, het verloop niet onbevredigend is
geweest.
De omstandigheid, dat het hier een krediet
verlening in het „nieuwe land betrof, heeft
hier en daar zijn invloed doen gevoelen. In
dit verband mogen wij er b.v. op wijzen, dat
bij de uitgifte der bedrijven geen onderscheid
is gemaakt tussen de verschillende bedrijfs-
typen, hoewel de kapitaalbehoefte lang niet
voor alle bedrijven gelijk was.
Bovendien traden sterke fluctuaties in de
kapitaalbehoefte op (meestal nam deze toe)
als gevolg van het feit, dat deze geselecteerde,
als regel jonge landbouwers, hun intensieve
bedrijfsvoering snel aan zich wijzigende om
standigheden wisten aan te passen.
Het ontbreken van de mogelijkheid tot hypo
theekstelling als gevolg van het feit, dat de
bedrijven in pacht werden uitgegeven, heeft
zijn stempel op de zekerheidsconstructics
gedrukt.
Afwikkeling
146