SPAREND NEDERLAND
3 1
Bedragen x 1 miljoen
1
28,°
KANTTEKENINGEN BIJ DE CIJFERS
In afwijking van het normale beeld was de
stijging van de toevertrouwde middelen in
de maand februari 1960 groter dan in de
voorgaande maand. De oorzaak hiervan was
niet gelegen bij de spaargelden, waarbij de
aanwas belangrijk lager lag dan die in
januari, doch bij de creditsaldi in lopende
rekening, die na een vermindering met
10,5 miljoen in januari, in de volgende
maand met 1,5 miljoen toenamen. Deze
ontwikkeling was een gevolg van de uitke
ring van melktoeslaggelden, die ertoe leidde,
dat de creditsaldi in lopende rekening bij de
banken in de weidestreken en op de zand
gronden een toeneming vertoonden met 6,7
miljoen. Bij de banken in de zeeklei- en
tuinbouwgebieden daarentegen kwam de ge
bruikelijke daling voor.
De stijging van de toevertrouwde middelen
met een bedrag van 21,5 miljoen was even
wel niet voldoende om de vermeerdering der
uitzettingen ad 32,1 miljoen te financieren.
Daar de nog te ontvangen en vooruitbetaalde
bedragen met 4,0 miljoen daalden, kon de
teruggang van de liquide middelen beperkt
blijven tot 4,7 miljoen, doch moest hier
naast op krediet bij de Centrale Bank een
beroep worden gedaan tot een bedrag van
f 1,0 miljoen.
De debetsaldi in lopende rekening onder
gingen slechts een geringe verlaging, doch
de toeneming van de uitstaande voorschotten
was met een bedrag van 13,6 miljoen weer
hoger dan in de voorgaande maand, waartoe
vooral de verstrekking van hypothecaire
voorschotten heeft bijgedragen.
De overige uitzettingen en met name hiervan
de post effecten nam, na de stijging met
8,7 miljoen in januari, verder toe met
10,7 miljoen, waaruit blijkt, dat bij de aan
gesloten banken de neiging bestaat, ter ver-
Mutaties januari
Mutaties
februari
Mutaties
jan./febr.
Saldo
tegoed
Tegoed in
°/o van het
c
c
0J
bc
c
c
oj
bc
c
c
V
bc
totaal
Inlage
Terug
betalii
O, O
C/O
bc
"3
Terug
betalii
dTS
el u
CX u
(73
V
bc
22
Terug-
betalir
U
r3 u,
O, u
cn
1/1
29/2
1/1
29/2
1960
31b. Utrecht
112,2
83,7
28,5
96,7
76,7
20,0
208,9
160,4
48,5
2372,0
2420,5
27,6
27,5
Bib. Eindh.
77,2
56,2
21,0
61,0
49,0
>2,0
138,2
105,2
33,0
1359,4
1392,4
15,8
15,8
R.P.S
74,5
53,6
20,9
80,7
49,7
31,0
155,2
103,3
51,9
2369,1
2421,0
27,5
27,5
Alg. Spaarb.
143,1
114,4
28,7
138,1
101,5
-f- 36,6
281,2
215,9
65,3
2506,3
2571,6
29,1
29,2
407,0
307,9
99,1
376,5
276,9
99,6
783,5
584,8
198,7
8606,8
8805,5
100,0
100,0
1959
Bib. Utrecht
109,9
69,7
40,2
87,0
64,8
22,2
196,9
134,5
62,4
2037,6
2100,0
27,0
27,0
Bib. Eindh.
68,9
40,9
52,2
34,2
18,0
121,1
75 1
46,0
1158,7
1204,7
15,4
15,5
R.P.S
70,8
50,2
20,6
69,7
41,0
f 28,7
140,5
91,2
49,3
2142,4
2191,7
28,4
28,2
Alg. Spaarb.
137,9
98,9
39,0
120,7
78,5
42,2
258,6
177,4
81,2
2196,8
2278,0
29,2
29,3
387,5
259,7
-f-127,8 j
329,6
218,5
+111,1
717,1
478,2
238,9
7535,5
7774,4
100,0
100,0
ui