Te denken valt hierbij aan de mechanisatie, de'aan
passing van bedrijfsgebouwen, het tot ontwikkeling
verhoging van het maximum der garanties in de
sector akker- en weidebouw en tuinbouw mogelijk
zou worden. Ook acht de Commissie mede-inschake
ling van de beide centrale boerenleenbanken bij de
uitvoering van het beleid wenselijk. Deze suggesties
zullen zeer zeker nader bestudeerd worden.
Het door de Commissie uitgebrachte interim-rapport,
waarin onder meer de instelling van een register-
pandrecht, ook op de groeiende oogst wordt bepleit,
heeft de aandacht van de regering. Ik juich het toe,
dat de Commissie mogelijkheden ziet voor blanco
kredietverlening door de boerenleenbanken op grond
van de vermogenspositie en bedrijfs-economische ge
gevens der bedrijven. Ten slotte wil ik er de aan
dacht op vestigen, dat het landbouwbeleid van de
regering waarbij niet alleen te denken aan het
markt- en prijsbeleid en de stabiliserende invloed
hiervan op de agrarische inkomens, een factor is, die
blanco-kredietverlening met behoud van dezelfde
banktechnische eisen eerder mogelijk maakt dan ten
tijde van het ontstaan der boerenleenbanken het ge
val was.
Ten aanzien van het landbouwkredietwezen in ruimer
verband, nl. het gehele financieel-economisch bestel
en ook in E.E.G.-verband kan het volgende worden
opgemerkt
Kenmerk van de moderne ontwikkeling is, dat zich in
het economische leven meer en grotere stroomver
snellingen voordoen dan vroeger.
De grotere dynamiek van de economische ontwikke
ling vraagt groter aanpassingsvermogen, in het bij
zonder wel van een bedrijfstak als de landbouw waar
de mogelijkheden tot technische vooruitgang be
perkter zijn dan in de industrie.
komen van nieuwe bedrijfssystemen, de toename van
de economische optimale bedrijfsgrootte, e.d. De ont
wikkeling van de Euromarkt voegt aan deze dyna
miek nog nieuwe impulsen toe. Het landbouwkrediet
wezen zal hieraan niet kunnen voorbijgaan. Het is
dan ook verheugend, dat het rapport verschijnt op
een moment, dat de discussies over de vorming van
een gemeenschappelijke E.E.G.-landbouwmarkt op
gang zijn gekomen.
Lettend op de positie van het landbouwkredietwezen
in de andere E.E.G.-landen, waarover het rapport
ook enkele gegevens vermeldt, verkeert het Neder
landse landbouwkredietwezen in een uitzonderlijk
gunstige positie. Het is verheugend te constateren,
dat in ons land nauwelijks van overheidsinvloed op
het terrein van de agrarische krec.ietvoorziening kan
worden gesproken, dit in tegenstelling ook tot Duits
land, waar de wieg van het boerenleenbankwezen
heeft gedaan. Prof. Verrijn Stuart heeft reeds ge
wezen op het grotere aandeel van de besparingen bij
spaarinstellingen, dat in Nederland via het land
bouwkredietwezen wordt geleid. Op deze resultaten
mogen wij trots zijn.
Terecht hebben evenwel ons landbouwkredietwezen
en onze landbouworganisaties zich hierdoor niet laten
verleiden tot een zelfgenoegzame houding. Verwacht
mag immers worden, dat de investeringen in de land
bouw sterk zullen moeten toenemen, wil deze be
drijfstak haar relatieve positie in een dynamische
economie behouden en verbeteren.
Het vraagstuk van de kredietverlening hangt hier
uiteraard rechtstreeks ten nauwste mee samen.
Tastenderwijze zal naar nieuwe wegen moeten wor
den gezocht. De Commissie verwacht, dat het boeren
leenbankwezen aan de vraag naar kort- en middel
lang krediet in de toekomst wel zal kunnen voldoen.
Wat de vraag naar lange kredieten betreft, acht zij
de mogelijkheden evenwel meer beperkt.
Derhalve zal ook binnen het algehele kredietapparaat,
waarin het boerenleenbankwezen een belangrijk
onderdeel vormt, een zo goed mogelijke arbeids
verdeling en specialisatie moeten worden nagestreefd.
Ik ben ervan overtuigd, dat in dit raam voor de
boerenleenbanken in de toekomst stellig nog een be
langrijke taak is weggelegd
116