liezen kon worden ingehaald. Het leed is echter bij het afsluiten van de maand nog niet geheel geleden, zoals men uit onze maande lijkse koerstabel kan aflezen. Want in meerderheid is er ten opzichte van een maand tevoren het verloren terrein nog niet geheel heroverd. De stemming op de staatsfondsen- markt was echter gedurende de laatste week van de maand overwegend vast en het zag er vooralsnog niet naar uit, dat men hierbij met een tijdelijk verschijnsel te doen had. Opmerkelijk is de uitzonderlijk vaste houding van de drie 472 staatsleningen, die de Amsterdamse beurs thans rijk is. De koersen hiervan hebben alle een niveau van ca 991/2#/o bereikt, waaruit dus blijkt, dat het rendement gemeten aan de beursnotering slechts een fractie lager is dan 472 °/o, tegen een rende ment van ca 43/é °/o, dat inschrijvers op de jongste staatslening op basis van de koers van uitgifte maken. De weg- gebaand Het doorslaande succes van de staatslening heeft de weg gebaand voor de uitgifte van dergelijke leningen op soortgelijke basis door de Bank voor Nederlandsche Gemeenten. In de eerste plaats heeft deze de plaatsing van onderhandse bedragen bij grote financiële in stellingen onmiddellijk na de voltooiing der leningoperatie van het Rijk hervat op dezelfde voorwaarden als voor die lening golden. En in de tweede plaats werd juist bij het af sluiten van de maand de uitgifte aangekon digd van een openbare lening tot een bedrag van 100 miljoen met eveneens een rentevoet van 4V2% en een uitgifteprijs van 98%. Toen dit emissieplan werd gepubliceerd, zakte de beurskoers van een dergelijke lening der Bank voor Nederlandsche Gemeenten in van 98V2 tot 9874 In financiële kringen achtte men ook het slagen van deze tweede openbare emissie ten behoeve van de overheid bij voorbaat verzekerd, alleen reeds wegens de beperkte omvang van het bedrag, dat niet voor verhoging vatbaar was zoals in vorige gevallen wel is geschied. Voorinschrijfrekening volgde Volledigheidshalve dient er overigens nog melding van te worden gemaakt, dat de Staat ten laste van de z.g. voorinschrijfrekening, waarop de rijksfondsen regelmatig gelden voor toekomstige omzetting in langlopende staatsleningen storten, intussen 200 miljoen heeft omgezet in een 472 lening a 98 Daardoor is uiteraard geen nieuw geld in de schatkist terecht gekomen, omdat deze immers reeds over die middelen de beschikking had. Bij het opstellen van de staatsbegroting wordt de toekomstige leningbehoefte van de Staat ook altijd berekend na aftrek van de bedra gen, die onderhands van de zijde der rijks fondsen (algemeen burgerlijk pensioenfonds, enz.) in de schatkist vloeien. Voor eerstbe doeld netto bedrag moet dus slechts door een beroep op de publieke kapitaalmarkt worden voorzien. Die behoefte is voor 1960 netto op 625 mil joen becijferd, zodat de Staat thans nog rond 325 miljoen op de openbare kapitaalmarkt zal moeten opnemen. En wanneer men be denkt, dat er eerst ruim twee maanden van het nieuwe jaar verlopen zijn, dan moet men wel concluderen, dat de financiering van het Rijk in de komende maanden van 1960 bepaald geen zware eisen aan de leningmarkt zal be hoeven te stellen. Wij laten dan vanzelf sprekend buiten beschouwing de mogelijk heid, dat eventueel tot de uitgifte van een staatslening zou worden overgegaan op grond van conjuncturele en monetaire over wegingen, zuiver met het oogmerk om mid delen te binden teneinde te verhinderen, dat die liquiditeiten een ongewenste inflatoire aanwending zouden vinden. Ook de minister van Financiën heeft onlangs op een dergelijke mogelijkheid gezinspeeld, waaraan ter voor koming van misverstand dient te worden toegevoegd, dat een dergelijke gedragslijn tot dusverre in Nederland doelbewust nog niet is gevolgd. Schatkistpositie De laatste weekstaat van de Nederlandsche Bank, die in de afgelopen maand is gepubli ceerd, is gedateerd 29 februari. Deze geeft een tegoed van het Rijk bij de Nederlandsche Bank te zien tot een bedrag van 485 mil joen tegen nog 662 miljoen op 15 februari, maar slechts 344 miljoen op 1 februari jl. Het hoge niveau in het midden van de maand was te danken aan voortijdige stortingen op de nieuwe staatslening, waarover reeds 41/2 rente werd vergoed. Het officiële tijdstip 93

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 23