DE AANGESLOTEN BANKEN IN 1958 en 1959 zekeringsfonds, de Coöperatieve Centrale Landbouwboekhouding en de Friese Bond van Aankoopverenigingen; in 1920 de Noord- Nederlandse Coöperatieve Eieren-Pluimvee- Konijnen-Voeder- en Fruithandel en de Friese Coöperatieve Vereniging voor Wol verkoop; in 1922 volgt het Onderling Boeren- verzekeringsfonds. Als dit gehele bouwwerk is opgetrokken, kan men met Wiersma concluderen, dat in nog geen veertig jaar tijds in Friesland een afge rond coöperatief organisme tot stand is geko men. Na'22 gaat de coöperatieve beweging in Friesland een minder gunstige tijd tegemoet. Er ontstaat gebrek aan gemeenschapszin en aan visie. Gelukkig breekt zich in 1945 een geheel andere geest baan, namelijk een geest van vernieuwing en eensgezindheid. In de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken ver dwijnt de gezagscrisis; de grote coöperaties slaan hun vleugels wijd uit tot ver over de grenzen van het eigen erf. Zo is de Coöpera tieve Condensfabriek „Friesland" thans een bedrijf, waarin 74 coöperatieve zuivelfabrie ken samenwerken, met eigen vestigingen in Hongkong,Singapore,Manilla, San Francisco, Curafao en Brussel. Na de oorlog worden ook weer nieuwe initiatieven voor het oprich ten van coöperatieve verenigingen genomen: Vereniging tot behartiging van de belangen van Coöperatieve Grasdrogerijen in Neder land; Bond van K.I.-verenigingen; Friese Bond van Land- en Tuinbouwwerktuigen Exploiterende Coöperaties. Ook richt men een Instituut voor Landbouwcoöperatie op en sticht men een eigen Landbouw- en Coöpe ratiecentrum te Oranjewoud. Het gehele brede terrein van de Friese land bouwcoöperatie overziende, kunnen wij con cluderen, dat het antwoord van de Friese boeren op de uitdaging van de vorige eeuw rijke vruchten heeft afgeworpen. In het derde deel, getiteld „Het erf is de wereld" komt drs. Tjepkema aan het woord. Hij tekent de vlucht, die de organisaties heb ben genomen, wijst op de tendenties tot con centratie en stelt in dit verband de vraag, welke koers het coöperatieschip in de toe komst moet gaan varen. „Handhaving van de democratische rechten van de leden, zoals medezeggenschap en beslissingsbevoegdheid en behartiging van algemene belangen door middel van concentratie en centralisatie in de grotere verbanden, zal waarschijnlijk de grootste organisatorische krachtproef worden, waarvoor de landbouwcoöperatie zich zal zien gesteld" aldus Tjepkema. Met de uit werking van deze visie op de toekomst ein digt het boek, dat waard is aandachtig ge lezen te worden door allen, die Friesland, de landbouw en het coöperatiewezen een warm hart toe dragen. In de volgende beschouwing over de gang van zaken bij de aangesloten banken zal de ontwikkeling in de jaren 1958 en 1959 wor den vergeleken, waarbij de balansgegevens het uitgangspunt zullen vormen. Een belangrijke aanwijzing omtrent de om vang van het bedrijf van de lokale banken geeft het balanstotaal. Naar dit balansotaal gemeten, dat per ultimo 1957 2.125,0 mil joen en per ultimo 1959 2.880,0 miljoen bedroeg, is in de jaren 1958 en 1959 eenvoor uitgang opgetreden met 755,0 miljoen of uitgedrukt in een percentage van het balans totaal per 31 december 1957 met bijna 36 Opvallend is nu, dat de stijging in 1958 met 361,0 miljoen en die in 1959 met 394,0 miljoen ongeveer even groot is. In beide jaren is de bedrijfsomvang dus in nagenoeg dezelfde mate toegenomen. Deze groei van het balanstotaal is veroorzaakt door de stij ging van de eigen en vreemde middelen. De eigen middelen, die aanwezig zijn in de vorm van reserves, zijn door de winsten over de boekjaren 1957 en 1958 en over de reserve berekende en bijgeschreven rente in de jaren 1958 en 1959 respectievelijk toegenomen met 7,2 miljoen en 7,3 miljoen tot 98,5 mil joen. Aan dit bedrag moet nog worden toe- 90

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 20