de tachtiger jaren. De Friese boeren worden zwaar op de proef gesteld; zij worden ge plaatst voor een uitdaging, die hun gehele bedrijfsvoering raakt. Er moet iets gebeuren met de zuivelbereiding. De boeren en boerinnen moeten kiezen tussen afstoting of behoud van de eigen zuivelbereiding, die steeds zo'n grote plaats in hun werken en leven heeft ingenomen. Afstoting betekende het prijsgeven van een stuk zelfwerkzaamheid en ondernemerschap; behoud zou een verdere terugdringing van de Friese boter op de wereldmarkt tot gevolg hebben. Geen won der, dat men aanvankelijk aarzelt. Wanneer het economisch verval in 1886 zijn dieptepunt heeft bereikt, wordt er in Warga een initiatief genomen, dat in agrarische kringen sterk de aandacht trekt. Een zestal boeren vat het plan op om zélf tot de stich ting van een fabriek over te gaan. Spoedig wisten zij andere boeren voor dit plan te winnen. Met een lening van 35.000, wordt in Warga een coöperatieve zuivel fabriek gesticht. Weldra vond dit initiatief op het Friese erf weerklank. Voor het einde van 1888 waren er in Fries land reeds 15 coöperatieve zuivelfabrieken opgericht. In de negentiger jaren steeg dit aantal tot 75. Uit deze cijfers blijkt wel, welk antwoord de Friese boeren op de uitdaging hebben gegeven.Zij hebben de fabrieksmatige zuivelbereiding voor een groot deel in eigen hand genomen. Het is een verdienste van Wiersma, dat hij in de nauwkeurige beschrij ving van de doorbraak van de coöperatieve gedachte ook de personen, die daarbij nauw betrokken zijn geweest, opneemt. Het tweede deel van het boek is gewijd aan de vruchten van de samenwerking. Reeds in 1896 wordt door toedoen van de Friese Maatschappij van Landbouw de Coöperatieve Vereniging tot aankoop van Landbouwbeno- digdheden in Friesland (C.A.F.) opgericht. In 1897 verenigen de zuivelfabrieken zich in de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland, terwijl in het jaar daarop een ge meenschappelijk afzetorgaan in het leven wordt geroepen: de Friese Coöperatieve Zuivel-Export Vereniging (later bij wijze van afkorting Frico genoemd). Het is de taak van de Bond en de Frico initiatieven te nemen en voorzieningen te treffen ten dienste van de aangesloten coöperaties. Kort na hun oprich ting worden reeds kwaliteitsverbeterende maatregelen getroffen, namelijk boter- en kaaskeuringen. In 1904 vindt de oprichting plaats van de eerste Friese coöperatieve boerenleenbank: „Leeuwarden Noordkant". Gaarne zouden wij iets meer te weten zijn gekomen over de wordingsgeschiedenis van deze bank, daar door haar het coöperatieve landbouwkrediet wezen volgens het Raiffeisensysteem zijn in trede doet in Friesland. In het deel „vruchten der samenwerking" treffen wij geen beschrijving aan van de ont wikkeling van het boerenleenbankwezen in Friesland. Dat Tjepkema in het laatste deel „Het erf is de wereld" een summiere beschrij ving van die ontwikkeling geeft, neemt dit hiaat niet weg. De doorbraak van de coöperatieve gedachte, die in 1886 een aanvang nam, heeft mede tot gevolg had, dat er thans ruim 90 boerenleen banken in Friesland zijn, gezamenlijk onge veer 30.000 leden tellende en met een bedrag aan uitstaande voorschotten en kredieten, dat 100 miljoen gulden ruim overschrijdt. De be tekenis hiervan mag niet worden onderschat. De banken brengen welvaart voort op het platteland, doordat gelden, die anders mis schien in kous of kast zouden rusten, nu door de kredietverlenende functie van de boeren- banken in omloop blijven en daardoor een stimulerende invloed op het economisch leven uitoefenen. Naast dit algemene voordeel is er het individuele voordeel, dat enerzijds de spaarders en anderzijds de krediet- en voor schotnemers genieten van de aanwezigheid van de plaatselijke banken. Nadat de coöperatieve beweging zich ook tot de kredietvoorziening heeft uitgestrekt, wordt in 1905 de Coöperatieve Stremsel- en Kleur- selfabriek opgericht. In 1912 wordt opnieuw een belangrijke instelling in het leven ge roepen, namelijk de Coöperatieve Zuivel- bank, in 1913 gevolgd door de Coöperatieve Condensfabriek „Friesland". In hetzelfde jaar wordt een Centraal Bureau voor de verkoop van zaaizaad en pootaardappelen opgericht, in 1919 omgezet in de Friese Coöperatieve Handelsvereniging voor Zaaizaad en Poot- goed. Steeds meer terreinen worden door de coöperatieve beweging betreden: in 1916 richt men de Friese Coöperatieve Export Slachterij op; in 1917 het Coöperatief Ver- 89

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 19