men tegemoet zou kunnen komen aan de
kritiek, die bij herhaling van verschillende
zijden werd vernomen.
In de Scheveningse Kurzaal werd een inlei
dend woord gesproken door prof. dr. G.
Minderhoud namens de beide Centrale
Banken en de centrale landbouworganisaties.
Daarna kreeg prof. Verrijn Stuart gelegen
heid zijn rede uit te spreken.
Met grote belangstelling werd zijn helder be
toog aangehoord. Elders in dit blad is zijn rede
woordelijk afgedrukt, zodat wij ons bepalen
tot een enkele opmerking. En wel deze, dat
de heer Verrijn Stuart getuigde, dat hij eerst
thans een volledig inzicht had verkregen in
het coöperatieve landbouwkrediet, hetgeen
voor hem aanleiding zou zijn zijn eigen ge
schriften op dit punt nog eens te bezien.
Daarna verkreeg minister Marijnen het
woord. We zouden wel zeer optimistisch zijn,
indien wij van Zijne Excellentie voetstoots
toezeggingen zouden verwachten op de pun
ten, waarbij de Commissie de medewerking
van de regering heeft gevraagd.
Niettemin werden we getroffen door het vol
ledig begrip, dat de minister toonde. De
verwachting is gewettigd, dat het rapport
van regeringszijde ernstig in studie zal wor
den genomen.
En hiermede hebben we dan de hoofdzaken
genoteerd van de Scheveningse middag. Na
afloop van het officiële gedeelte verwijlden
de genodigden nog enige tijd in de zalen van
het Kurhaus, waar in alle toonaarden de
meningen omtrent het rapport konden wor
den vernomen.
Daarna is de pers aan het schrijven gegaan
en aan verdere suggesties is geen gebrek.
Laten wij ons echter goed realiseren, dat de
Commissie Landbouwkrediet een aantal con
clusies heeft getrokken, die al of niet door
de boerenleenbankorganisaties kunnen wor
den overgenomen.
Het zijn meningen, die van buitenaf op ons
toekomen en die beslist aan de praktijk ge
toetst zullen dienen te worden, hetgeen ons
voorlopig handen vol werk geeft, maar zeker
tot resultlaat zal leiden.
Minister Marijnen en prof. Verrijn Stuart bezien een tabel van het rapport
83