wel weer bijzondere factoren ten gunste kun
nen voordoen, lijkt de verwachting toch reëel,
dat het in 1960 in de zuivelsector minder
goed zal gaan dan in 1959. Men is van
mening, dat de zuivelcrisis van 1958 nog
geenszins definitief is overwonnen en dat
1959 slechts een tijdelijke opleving gaf te
zien.
En wanneer dus de melkveehouderij ge
zien ook een relatief hoog kostprijsniveau
de toekomst allerminst met een gerust hart
tegemoet kan zien, vraagt men zich onwille
keurig af hoe de ongunstige positie ten goede
kan worden gekeerd. De vraag rijst of wij
ons niet moeten afwenden van de zo wissel
vallige wereldmarkt, onze melkproduktie in
krimpen en ons nog slechts toeleggen op de
export van beperkte hoeveelheden zuivelpro-
dukten van bijzonder hoge kwaliteit. Biedt
ook de binnenlandse markt geen grotere mo
gelijkheden? Voldoet ons afzetapparaat wel
aanmoderne eisen enwordtvoldoende samen
werking betracht? Deze vragen maken een
nadere bezinning omtrent de positie van de
melkveehouderij noodzakelijk. Daarbij rijst
ook de vraag in hoeverre een kostprijsdaling
kan worden bewerkstelligd en of wellicht een
overschakeling op andere produkten moge
lijk is. Ten slotte spelen hierbij ook de
motieven van de Euromarkt een belangrijke
rol. Zolang in Europa belemmeringen van
allerlei aard het vrije handelsverkeer nog
onmogelijk maken, vormen deze een voort
durende bedreiging van onze zuivelexport.
Vee en vlees
Ook de te verwachten en thans reeds in
gang zijnde ontwikkeling van de varkens-
markt zal wellicht een minder gunstig beeld
vertonen dan in 1959. Het ziet er niet naar uit
dat het prijspeil binnenkort weer tot de kost
prijs zal kunnen worden opgetrokken. In
geheel West-Europa wordt een groter aan
bod verwacht, hetgeen een dalende tendens
van het prijspeil tot gevolg heeft.
Vanwege het Landbouwschap werd dezer
dagen met het oog op de te verwachten ont
wikkeling een publikatie uitgegeven, waarin
er op werd gewezen, dat uit de steekproef
inzake het aantal dekkingen van zeugen
blijkt, dat de dekkingen over het gehele jaar
1959 maar vooral in de tweede helft
aanzienlijk (nl. 17 °/o) boven die van 1958
hebben gelegen en nog bijna 10 °/o boven het
aantal dekkingen in 1957. Als gevolg van dit
grote aantal gedekte zeugen in het afgelopen
jaar zal het aanbod van slachtvarkens in
1960 aanzienlijk groter worden dan in vorige
jaren. Dit jaar moet nl. gerekend worden op
ongeveer 4V2 miljoen geslachte varkens tegen
ongeveer 4 miljoen in 1959 resp. 1958.
Hoewel over het gehele jaar 1960 meer
varkens geslacht zullen worden dan in voor
gaande jaren, zal het grotere aanbod zich
vooral voordoen in de komende zomer en
herfst. Meer dan ooit zal het dan ook dit
jaar gewenst zijn de varkens op licht gewicht
af te leveren, opdat bij deze ontwikkeling van
de produktie toch nog een enigszins bevre
digend prijspeil voor de boer kan worden
verkregen. Bovendien leidt een aflevering op
een zo licht mogelijk gewicht ook tot een
minder grote produktie van spek en vette
delen, die in de huidige afzetsituatie het
moeilijkst te plaatsen zijn.
Slechts wanneer het mogelijk zal zijn de
baconexport die het afgelopen jaar sterk
was gedaald weer behoorlijk te verruimen,
is enig herstel van de varkensmarkt te ver
wachten. Overigens is reeds gebleken, dat bij
het lagere prijsniveau ook de export van
levende slachtvarkens, speciaal naar Italië, op
gang kan komen. Voorts kon met Oost-
Europa een overeenkomst worden aangegaan
waarbij spek wordt geruild tegen paarden.
Overigens moet worden bedacht dat de im
port van slachtpaarden reeds heeft geleid tot
verlaging van de paardenprijzen, waardoor
onze eigen fokkerij in gevaar wordt gebracht.
Wat betreft de rundvleessector blijft over de
gehele wereld nog belangstelling bestaan
voor ons hoogwaardig, goed doorgefokt vee.
Bovendien ontwikkelt zich zowel in het
binnenland als ook op de internationale
markt een grotere vraag naar jong, mager
vlees. Dit biedt perspectieven voor het aan
houden en mesten van jongvee, met name ook
op akkerbouwbedrijven waar voldoende voer
beschikbaar is.
Pluimvee
De toenemende welvaart en verandering van
consumptiegewoonten doen zowel in binnen-
als buitenland een steeds grotere vraag ont
staan naar slachtpluimvee, vooral naar
specifiek tafelgevogelte, zoals witte en gele
47