KRONIEK VAN LAND- EN TUINBOUW Meer dan in andere bedrijfstakken is in de land- en tuinbouw de omvang van de agra rische produktie afhankelijk van een aantal factoren waarop de producent geen of weinig invloed kan uitoefenen. Met name de natuur, het klimaat, is zeer wisselvallig en bepalend voor de grootte van het aanbod; de grote droogte van 1959 heeft dat duidelijk beves tigd. Bovendien kan worden geconstateerd, dat de boer veelal „achter de markt aan teelt", d.w.z. na een gunstig jaar voor be paalde gewassen tot uitbreiding overgaat. Aangezien zijn collega's echter evenzo handelen, ontstaat spoedig een te grote produktie-uitbreiding, welke leidt tot een over-aanbod. Niet alleen het aanbod, doch ook de vraag naar agrarische produkten kan zeer wissel vallig zijn en o.m. mede afhankelijk van de produktie-omvang in de ons omringende landen, die dan al of niet overgaan tot het sluiten van de grenzen. Bovendien is de vraag naar land- en tuinbouwprodukten wei nig elastisch. Soms kan zelfs een groot aan bod met laag prijspeil leiden tot het afsnijden van exportmogelijkheden, dus tot kleinere vraag. Een duidelijk voorbeeld daarvan vormt b.v. het stopzetten van de tomaten- import in België, wanneer wij tegen te lage prijzen aanbieden, en dat nog wel op grond van de Benelux-overeenkomst! Aangezien derhalve vele en vaak zeer wissel vallige factoren bepalend zijn, zowel voor het aanbod als voor de vraag, is het voorspellen van de te verwachten prijsontwikkelingen in de land- en tuinbouw wel een zeer gevaar lijke bezigheid. Toch hebben een aantal des kundigen zoals voorzitters van Produkt- schappen zich, zij het met de nodige voorzichtigheid, ter gelegenheid van de jaar wisseling gewaagd aan het ontvouwen van een toekomstbeeld. Ook oud-minister Mansholt thans ge roepen tot het ontwikkelen en uitvoeren van een gemeenschappelijk landbouwbeleid in de Euromarkt heeft zijn plannen, bepalend voor de toekomstige positie van de agrarische bedrijfstak, nader toegelicht. Waar de meningen van enkele deskundigen omtrent de ontwikkelingen, welke zich in de naaste toekomst zullen of kunnen voordoen, een interessant beeld vertonen van de situatie waarin de land- en tuinbouw in 1960 wel licht zal komen te verkeren, willen wij hier omtrent het een en ander weergeven. Zuivel Allereerst dan de zuivelmarkt, die zich in 1959 krachtig heeft hersteld van de daarvoor doorgemaakte crisis. Draagt dit herstel nu een blijvend karakter en kan ook in 1960 een hogere opbrengst worden verwacht voor de diverse zuivelprodukten? Uitdrukkelijk moet dan worden vastgesteld, dat de gunstige ont wikkeling van 1959 in belangrijke mate valt toe te schrijven aan enkele bijzondere en tijdelijke factoren. Door de grote droogte onderging de melkproduktie in de zomer maanden enige vermindering, ook in de ons omringende landen, waardoor tegenover een kleiner aanbod plotseling enkele exportkan sen ontstonden, die hebben geleid tot wilde speculatieve geruchten, waardoor de prijzen omhoog vlogen. Toen echter naderhand de melkproduktie weer toenam en de export mogelijkheden minder gunstig werden, stortte het prijspeil van boter en kaas weer geheel in. Hoewel zich ook in de naaste toekomst De vooruitzichten voor de zuivelmarkt worden minder gunstig beoordeeld; de varkens- produktie vertoont een sterke stijging welke een gevoelige prijsval ten gevolge heeft, er zal meer op licht gewicht moeten worden afgezet; het slachtpluimvee biedt mogelijkheden; de eiërexport ondervindt meer concurrentie; de afzet van tuinbouw produkten wordt gunstig be- invloed door de stijgende welvaart, doch is mede afhankelijk van handelspolitieke maat regelen in importerende landen; in de akkerbouw wordt gewaarschuwd tegen uitbreiding van het aardappel- en suikerbietenareaal, het vlas biedt weer mogelijkheden. 46

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 8