alleen als er dan nog iets overschiet de aan
deelhouders. Als zekerheid voor een boeren
leenbankschuld is het dus in het algemeen
niet te gebruiken. Een bijzondere plaats
wordt ingenomen door de aandelen in een
coöperatieve strokartonfabriek. Dezeaandelen
bezitten veelal een niet onaanzienlijke han
delswaarde. Wij schreven daarover reeds in
de vorige jaargang van de Raiffeisen-Bode
(1959) blz. 219.
b. Tegoed in ledenrekening als zekerheid.
Een dergelijk tegoed is niet als énige zeker
heid te accepteren. Hoogstens kan het onder
bepaalde omstandigheden als aanvullende
zekerheid worden aangenomen.
In de eerste plaats is het tegoed in leden
rekening gewoonlijk alleen opeisbaar na het
einde van het lidmaatschap, dus op een vol
komen onzeker tijdstip, onafhankelijk van de
wil van het lid-voorschotnemer.
In de tweede plaats is in de statuten van
coöperatieve zuivelfabrieken e.d. gewoonlijk
de bepaling opgenomen dat, indien en zodra
een bedrag in ledenrekening opeisbaar is
geworden, de coöperatieve vereniging met dit
tegoed zal kunnen verrekenen al hetgeen zij
op dat moment van het lid te vorderen zal
hebben; ondanks verpanding of overdracht
van het tegoed in ledenrekening aan de bank
blijft de coöperatieve vereniging deze be
voegdheid houden, daar het lid zijn vorde
ring slechts kan verpanden of overdragen
met alle daarop rustende beperkingen.
Ten slotte houden vrijwel alle statuten van
bijvoorbeeld zuivelfabrieken in, dat, indien
in enig jaar te veel melkgeld is uitbetaald,
het teveel uitbetaalde door de leden moet
worden teruggegeven en hetgeen hiervoor
ten laste van het lid komt, in mindering van
zijn vordering op ledenrekening gebracht
mag worden. Ook deze bevoegdheid van de
coöperatieve vereniging blijft ondanks de
verpanding of cessie bestaan. Het onderpand
wordt dus een vordering, waarvan het be
drag, al is dat op het moment der verpanding
of overdracht wel bekend, allerminst vast
staat. De aard van deze vordering brengt met
zich mede, dat deze in uitzonderingsgevallen
hoogstens als aanvullende zekerheid kan
worden geaccepteerd.
Kan men de ledenrekening zó inrichten, dat
een tegoed in ledenrekening wèl als zekerheid
aanvaardbaar wordt?
De conclusie is dus niet erg positief; noch een
tegoed in ledenkapitaal, noch een tegoed in
ledenrekening is als zekerheid bij de boeren
leenbankfinanciering goed bruikbaar. Van
daar de vraag; kan men daarin geen ver
betering brengen? Kunnen de statuten van de
coöperatieve vereniging, die het ledenkapi
taal of de ledenrekening heeft, niet zó inge
richt worden, dat men de tegoeden wèl als
zekerheidsobject bij de boerenleenbank kan
gebruiken?
Deze vraag is vooral daarom van actueel
belang, omdat steeds grotere bedragen aan
coöperatieve verenigingen in ledenrekening
toevertrouwd plegen te worden. Het zou dus
in vele gevallen van grote betekenis zijn als
wij er in zouden slagen een systeem te ont
werpen, waarbij tegoeden in ledenrekening
als zekerheidsobject gebruikt kunnen worden.
Naar onze mening is het echter niet mogelijk
zulk een systeem te ontwerpen. Men moet
zich maar eens goed realiseren, wat eigenlijk
voor de coöperatie de reden zal zijn om aan
de leden hun aandeel in de uit enig jaar
resulterende overschotten niet terstond in
contanten uit te keren, maar in ledenrekening
tegoed te schrijven. Als er eens een jaar komt,
dat met een nadelig saldo eindigt, wil de
coöperatie de mogelijkheid bezitten, ieders
aandeel in dit nadelig saldo met zijn aandeel
in de voordelige saldi, welke in de vooraf
gaande jaren zijn behaald, te verrekenen. De
coöperatie kan daardoor gemakkelijk het
verlies van een jaar opvangen en haar be
drijf gezond houden. Deze verrekenings
mogelijkheid is derhalve onafscheidelijk met
het instituut van de ledenrekening verbon
den. En juist deze verrekeningsmogelijkheid
vormt voor de bank het struikelblok om de
verpanding of overdracht tot zekerheid van
een tegoed in ledenrekening als een deugde
lijke zekerheid te aanvaarden.