renbedoelde machtiging daaruit afleiden,
dat de ene echtgenoot in het bezit van het
boekje van de andere echtgenoot is, mits de
kassier geen reden heeft te veronderstel
len dat de uitbetaling niet de instemming
van de andere echtgenoot zou dragen.
Nog in een ander geval kan het wel eens
gebeuren, dat de ene echtgenoot bevoegd
heden krijgt met betrekking tot een bank
tegoed dat ten name van de andere echtge
noot staat, namelijk als de kantonrechter dat
bepaald heeft.
Zulk een beschikking van de kantonrechter
wordt eveneens (evenals die van ondercura-
telestelling of van faillissement) in de plaat
selijke bladen bekend gemaakt. De kanton
rechter geeft zulk een beschikking op ver
zoek van b.v. de man, als de vrouw afwezig
is of in de onmogelijkheid verkeert om haar
wil te verklaren. De man mag dan het be
heer voeren over alle goederen van de hu
welijksgemeenschap, ook die welke ten name
van de vrouw staan, en zelfs over de goede
ren van de vrouw, die niet deel uitmaken van
de huwelijksgemeenschap. Ook aan de vrouw
kunnen door de kantonrechter dergelijke
bevoegdheden gegeven worden met betrek
king tot de goederen, die ten name van de
man staan, als de man afwezig is of in de
onmogelijkheid verkeert zijn wil te verkla
ren.
Inlichtingen over tegoed van de andere
echtgenoot
Het komt wel eens voor, dat de ene echtge
noot de bank om inlichtingen verzoekt met
betrekking tot een spaarrekening of andere
rekening, welke de andere echtgenoot bij de
bank heeft. Vooral als tussen de echtgeno
ten onenigheid is ontstaan, zal het gemak
kelijk kunnen gebeuren dat de bank met een
dergelijk verzoek wordt benaderd. Aan dat
verzoek kan de bank niet voldoen.
Zij heeft alleen te maken met haar eigen
rekeninghouder. Als echter tussen de echt
genoten echtscheiding uitgesproken is,
treedt in deze toestand wijziging in. Overi
gens is het raadzaam in een dergelijke si
tuatie, alvorens inlichtingen te geven dan
wel uitbetalingen te doen, de Centrale Bank
om advies te vragen. Dat geldt ook als de
rekeninghouder zelf na de echtscheiding
om uitbetaling verzoekt.
Wij willen nu een aantal vragen bespreken,
die zich voordoen bij het uitzetten van de
gelden der bank.
Goedschrift van de borg
Allereerst willen wij een vraag bespreken die
op het plaatsen van het goedschrift betrek
king heeft. Door een onzer banken zou een
voorschot verstrekt worden onder borgstel
ling van de vader van de schuldenaar. De
bank schreef ons daarover:
„De borg kon door lichamelijke gebreken
moeilijk schrijven. Wij vulden daarom de
akte aan met de volgende zinsnede: De
mede-ondergetekende, de bank voornoemd,
verklaart vorenstaande schuldbekentenis,
borgtocht en bepalingen aan te nemen. Hier
door werd ons inziens de akte wederkerig en
werd ons inziens goedschrift door de borg
niet meer nodig, hetgeen dan ook achterwege
bleef. Bij notarissen worden herhaaldelijk
dergelijke schuldbekentenissen opgemaakt en
zonder goedschrift getekend. Een notaris, bij
wie wij naar de juistheid informeerden,
lichtte ons in, dat de akte hiermee volkomen
in orde was. Eén van uw inspecteurs maakte
onlangs bezwaren tegen deze handelwijze en
oordeelde dat de akte niet volledig was, het
geen dan ook in het inspectierapport werd
vermeld."
Wij hebben toen geantwoord, dat naar onze
mening door de gestelde aantekening op de
akte het goedschrift niet overbodig is ge
worden.
Volgens artikel 1915 van het Burgerlijk Wet
boek kan een eenzijdig opgemaakte schuld
bekentenis tot voldoening van gereed geld
slechts dan als bewijsmiddel fungeren, wan
neer de schuldenaar behalve zijn handteke
ning onder het stuk een geheel eigenhandig
geschreven goedschrift heeft gezet. Het
artikel is ook van toepassing op borgtochten.
Wanneer het stuk niet „eenzijdig" is, mist het
voorschrift toepassing. De schuldenaar be
hoeft dan dus alleen met zijn handtekening
te tekenen.
Nu menen sommigen, dat men een stuk
tweezijdig kan maken en derhalve aan de
toepasselijkheid van art. 1915 B.W. kan ont
trekken door in het stuk, behalve een ver
klaring van de schuldenaar (resp. van de
borg) ook nog een verklaring van de bank op