Gunstige factoren Voor de nieuwe staatslening, die per 8 fe bruari op stapel werd gezet, behoefde generlei pressie van overheidswege te worden uitge oefend. Zulks te minder, daar het beroep, dat de Staat dit jaar voor eigen behoefte op de kapitaalmarkt zal moeten doen, tot het be trekkelijk kleine bedrag van 625 miljoen beperkt zal blijven tegen 800 miljoen in 1959. Ook in andere opzichten zijn er meewerkende factoren. Het staat in de eerste plaats vast, dat de institutionele beleggers grote behoefte aan nieuw beleggingsmateriaal hebben. Daarenboven is het geboden rendement, waarover hieronder nog nader, vooral voor de levensverzekeringmaatschappijen bijzon der aantrekkelijk, evenzeer als de overige leningsvoorwaarden dat zijn. Daarbij komt, dat de positie van de gulden thans internationaal bijzonder krachtig is, daar onze valuta sedert het herstel van het betalingsbalansevenwicht en het betrekkelijk hoge overschot op de betalingsbalans in de laatste paar jaar internationaal in hoog aan zien staat. De onzekerheid, die met betrekking tot het verloop op de aandelenmarkt in het nieuwe jaar overheerst, vormt eveneens een factor, die aan de animo voor het nieuwe beleggings object ten goede zal komen. Dat laatste geldt dan in het bijzonder voor de particuliere sector, waarvan vele beleggers thans geneigd zullen zijn op de aandelenmarkt gerealiseerde winsten in de nieuwe obligaties te investeren. Voor de levensverzekeringmaatschappijen, die hun premietarieven op een rente van 3 hebben gebaseerd, is het thans geboden ren dement van bijna 4% °/o wel zeer aantrekke lijk. De marge, die aldus wordt verkregen, is immers ongeveer 13A °/o. Zo lijken alle factoren aanwezig om de onderhavige emissie tot een groot succes te maken, mits zich geen onvoorzienbare omstandigheden ten tijde van de inschrijving voordoen. Wat de leningsvoorwaarden overigens aan gaat valt het op, dat deze precies overeen stemmen met die van de 4V2 lening, waarop men op 10 november 1958 tot een bedrag van 250 miljoen heeft kunnen in schrijven. Het rendement van beide leningen is gelijk, daar ook de leningsvoorwaarden overeenstemmen, terwijl het bedrag van de lening thans op 300 miljoen werd bepaald. Op die emissie van november 1958 volgde in januari 1959 de uitgifte van een 30-jarige 4 Va lening, groot 400 miljoen a 99%, waarvan het rendement uitkwam op 4,6 Terwijl voor de 4'A lening 1959, die in mei 1959 werd uitgegeven a 98XA en die een looptijd had van 25 jaar (waarvan het contante gedeelte van aanvankelijk 200 miljoen later tot 400 miljoen werd ver hoogd), een rendement werd geboden van 4,42 De Staat moest derhalve thans een rendement bieden, dat ruim 0,3 hoger ligt dan medio 1959, in overeenstemming met de rente stijging, die zich sindsdien heeft voltrokken. Geldruimte in Nederland Overigens is de tendentie tot stijgen van de rente in feite geen binnenlandse aangelegen heid. Weliswaar heeft de Nederlandsche Bank in november jl. het officiële disconto van 23/4 tot 3V2 derhalve met #/o ver hoogd, doch hiermee werd slechts beoogd een al te snelle uitbreiding van de kredietver lening in ons land af te remmen. In zoverre kon men in deze maatregel ook een waar schuwingsteken zien. Maar de toestand was geenszins zo, dat zich de noodzakelijkheid deed gevoelen de rente te verhogen op grond van een te grote zuiging op het Nederlandse liquiditeitenreservoir, door het buitenland uitgeoefend. In wezen is er zowel op onze geld- als kapitaalmarkt een overvloed aan middelen. Men weet, dat het Nederlandse bankwezen een groot bedrag aan kortlopende tegoeden rentegevend in het buitenland heeft uitgezet. Rendementsverhoudingen Tegenover al deze gunstige factoren zou men kunnen wijzen op het verschijnsel van de rentestijging, dat internationaal aan de dag treedt. Maar gezien het feit, dat de nieuwe lening een gemiddelde looptijd heeft van on geveer 121/2 jaar en de ervaring leert, dat een zeer hoge rentestand zich niet lange tijd achtereen handhaaft, zullen vele beleggers gaarne op de nieuwe staatslening inschrijven. De totale looptijd daarvan is op ten hoogste 25 jaar bepaald, terwijl versterkte of ver vroegde aflossing gedurende de eerste 10 jaren van de looptijd niet is toegestaan. 56

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 18