Er is echter één ding, waarmede onze organisatie in 1960 vrijwel zeker te maken zal krijgen
en waarop reeds nu de aandacht gevestigd moet worden. Wij bedoelen de verschijning
van het rapport van de Commissie Landbouwkrediet. Dit rapport zal in de loop van
februari 1960 ook voor de boerenleenbanken beschikbaar komen. In verband met de grote
aandacht, die dit rapport aan het boerenleenbankwezen besteedt, zullen de bevindingen
van de Commissie Landbouwkrediet ook in de Raiffeisenorganisatie terdege moeten wor
den bestudeerd en besproken. Uit dien hoofde zou 1960 voor onze organisatie wel eens
een druk en belangrijk jaar kunnen worden.
Op deze plaats past een hartelijk welkom aan die banken, voor welke 1960 het eerste
volle jaar zal zijn, dat zij in onze organisatie meemaken. Dit zijn de banken te Egmond-
Binnen. Scheveningen, Oostelijk Flevoland en Didam. De eerste is een ook vroeger reeds
bestaande bank, die zich in 1959 bij ons heeft aangesloten, terwijl de overige drie ban
ken in 1959 zijn opgericht. Met name deze „nieuwelingen", doch evenzeer de banken met
voor ons van ouds bekend klinkende namen, wensen wij een goed 1960 toe!
In dit eerste artikel van de 42ste jaargang van ons blad moge ook de Raiffeisen-Bode zelf
genoemd worden. Ook de redactie gaat het jaar 1960 met nieuwe verwachtingen in. Wij
hopen, dat ons blad in 1960 meer en meer aan zijn doel mag beantwoorden: het versterken
van de band tussen Centrale Bank en boerenleenbanken en tussen de boerenleenbanken
onderling. De redactie zal er naar streven dat dit doel door de inhoud van ons blad be
vorderd wordt.
Tenslotte mogen wij bedenken, dat wij, naast het avontuurlijk nieuwe van een nieuw
jaar, in 1960 dezelfde inspanning en zorg op onze weg zullen vinden als in het afge
lopen jaar nodig waren. Op dit punt zal 1960 ons niets „verrassends" bieden. Wij zullen
voort moeten gaan op de ingeslagen weg en onveranderd onze krachten moeten wijden
aan de oude en nieuwe taken, die ons als landbouwkredietorganisatie worden gesteld.
Deze gedachte vinden wij voortreffelijk uitgedrukt in de „Nieuwjaarsgroet", die Friedrich
Wilhelm Raiffeisen in 1888 schreef. De desbetreffende passage drukken wij hier in eigen,
vrije vertaling af
„Laten wij ernstig ons best doen, zowel als enkeling als ook tezamen met onze mede
beden, om onze bekwaamheden, kennis en krachten tot het uiterste in te spannen, opdat
„wij niet te kort schieten ten aanzien van de op ons rustende zorg voor onze verwanten
„en onze medemensen. De zorgen, hoe wij ondanks de ons aangeboren zwakheden, onze
„verplichtingen zullen kunnen nakomen, mogen ons nooit verlaten. Nemen wij dit ter
„harte, en nemen wij de voortdurende, dus de oude zorgen met ons mede in het nieuwe
„jaar, dan zullen wij een betere toekomst tegemoet gaan."
4