VOORLICHTING EN PROPAGANDA IN 1959
als een middel om de loonmesterij tegen te
gaan. Als de coöperaties hun omzet willen
behouden, zullen zij faciliteiten moeten kun
nen bieden, die niet voor de particuliere
handel onderdoen. Uit financieringsoogpunt
wordt echter het nemen van leveranciers- of
aannemerskredieten bij aankoop- of afzet-
verenigingen minder gewenst geacht. De op
lossing meent men vooral in een gemakkelijk
lopende, doch verantwoorde kredietverlening
van de boerenleenbank te moeten zoeken.
Slotconclusie
Het rapport is er in geslaagd een duidelijk en
systematisch inzicht te geven in het vraagstuk
van de loonmesterij.
Wat de suggesties omtrent de kredietver
lening betreft, zij gewezen op de maatregelen,
welke de boerenleenbanken ter uitvoering
daarvan hebben getroffen. De door deze
banken verstrekte mestvarkenkredieten heb
ben inmiddels een aanzienlijke omvang aan
genomen.
In de eerste na-oorlogse jaren kon men zich
geen beeld vormen van de toekomstige ont
wikkeling onzer banken. De geldzuivering
bracht een overvloed van middelen, die in
snel tempo afvloeiden en het was zeer de
vraag wanneer het dieptepunt van deze nega
tieve beweging zou worden bereikt.
Van echte besparingen was er nauwelijks
sprake, gezien de enorme financieringsbe
hoefte, die er in de bedrijven (en de gezinnen)
bleef bestaan. Voeg daarbij de waardever
mindering van ons betaalmiddel en we kun
nen vaststellen, dat het spaarklimaat aller
minst gunstig was in deze jaren.
Het begrip „sparen" werd zelfs smalend
behandeld in de pers en het leek erop of de
voortschrijdende sociale voorzieningen de
laatste klap zouden toedienen aan de uiter
mate verzwakte spaarzin.
In deze sfeer vond bij de Centrale Bank in
1947 de geruisloze installatie plaats van een
propagandacommissie, waarin naast ver
tegenwoordigers van de Centrale Bank, de
aangesloten banken vertegenwoordigd wer
den door een 7-tal leden uit verschillende
delen van het land. Na enige in de loop der
jaren plaats gehad hebbende mutaties zijn dit
thans de heren:
J. H. Grobben (directeur Almelo)
H. Hartlief (oud-kassier Hoogezand)
J. Lugtmeyer (oud-kassier Nijbroek)
J. H. J. Poley (kassier Kruiningen)
M. G. Raadschelders (directeur Amstel
veen)
J. Verhagen Jzn. (voorzitter bestuur Oud-
Beijerland)
A. Vondeling (voorzitter bestuur
Appelscha)
Als plaatsvervangende leden werden aange
zocht de heren
Ph. M. P. Klapwijk (kassier Naaldwijk)
B. Lemkes (oud-voorzitter bestuur Alphen
a/d Rijn)
K. G. Noy (kassier Hummelo en Keppel)
Het was niet moeilijk om in de eerste verga
dering het doel vast te stellen, dat de com
missie diende na te streven. „De bevordering
van het sparen" laat zich in enkele woorden
neerschrijven. Lastiger bleek het hiertoe de
juiste middelen te vinden en vooral ook de
aangesloten banken duidelijk te maken, dat
propaganda bij een goede bedrijfsvoering
noodzakelijk is.
Jaar na jaar kwam de commissie bijeen om
nieuwe plannen op te stellen en stap voor
stap kwam men verder. Men werd rijker aan
32