aan de hand van enquêteformulieren, die aan de veeafzetverenigingen en aan een veertig tal aankoopverenigingen zijn verzonden. Het blijkt, dat de loonmesterij van varkens van betekenis is in de provincies Noord- Brabant, Limburg, Noordholland, Zuid- Holland en in gedeelten van Utrecht, Groningen en Gelderland (Betuwe) 1). In gebieden, waar de kuikenmesterij belang rijk is, neemt de loonmesterij zelfs een zeer belangrijke plaats in. De loonmestcontracten hebben in de pluim veesector doorgaans de vorm van prijscon- tracten. In de varkenssector heeft men in meerderheid te maken met de eigenlijke loon mestcontracten, waarin veelal een regeling is opgenomen voor de verdeling van de z.g. overwinst tussen handelaar en mester. Het kredietcontract is in de varkenssector van geringere betekenis. De organisatoren van de loonmesterij treft men doorgaans aan onder handelaren en fabrikanten van veevoeder. Soms treedt ook een plaatselijke molenaar of varkenshande laar (in een enkel geval een grote particuliere slachterij) als zodanig op. De loonmesterij heeft in het algemeen nog weinig invloed doen gevoelen op de afnamen van varkens voeder bij de aankoopcoöperaties. Doch in gebieden, waar veel kuikens op contract wor den gemest, is wel een nadelige invloed merkbaar geweest. Oorzaken van de loonmesterij De voornaamste redenen, die iemand ertoe brengen varkens op contract te mesten, zijn gelegen enerzijds in de gemakkelijke krediet verlening door de handelaar, anderzijds doch dit geldt vooral voor de eigenlijke loon mestcontracten in de wens om het eigen risico te verminderen. Gebleken is, dat de loonmestcontracten in hoofdzaak worden af gesloten door jonge, beginnende boeren op het middelgrote en kleine gemengde bedrijf. Daarnaast worden loonmestcontracten afge sloten door kleine boeren en door andere per sonen dan boeren, die in het loonmesten een aantrekkelijke bijverdienste zien. Voor de organisatoren van de loonmesterijen liggen de motieven anders. Zij zien in de loon mesterij een middel om hun omzetten zeker te stellen en te vergroten. Voor de slachterij en de varkenshandelaar wordt het daarenboven mogelijk de voor hen gunstige tijdstippen voor de slacht of verkoop der dieren te bepalen. Taak der coöperaties De commissie is van mening, dat de coöpe raties het instituut der loonmesterij dienen tegen te gaan en voor het mesten van varkens aan de zelfstandige ondernemer gelijkwaar dige mogelijkheden moeten bieden als de particuliere handel, zonder dat evenwel de te nemen maatregelen zullen mogen leiden tot een uitbreiding van de varkensstapel. Aan welke maatregelen kan worden gedacht? a. Maatregelen ter vermindering van het aan het mesten van varkens verbonden risico als tegenwicht tegen de eigenlijke loon mestcontracten. Dit risico kan worden onderverdeeld in het prijsrisico (mogelijkheid van te lage op brengst) en het ziekte- en sterfterisico. Het prijsrisico wordt verbonden geacht aan het ondernemersschap van een mester, zodat het afgeven door de coöperaties van prijs garanties in het algemeen niet juist wordt ge acht. Voor kuikens wordt dit standpunt niet consequent gehandhaafd. Tegen ziekte- en sterfterisico's is de verzeke ring het aangewezen middel. Bezien zou kun nen worden of de coöperaties een deel van de verzekeringspremie voor hun rekening kun nen nemen. b. Voorlichting bij aankoop en mesten van varkens. De voorlichting zal ten aanzien van produk- tietechniek, voedergebruik, varkensstallen, ziektebestrijding en afzetmogelijkheden de boer in staat moeten stellen een verhoogde opbrengst uit de varkensmesterij te verkrijgen. De boer verwacht van de coöperatie, dat zij, naast het geven van voorlichting, in staat is te bemiddelen bij de aankoop van biggen en kan zorgen voor diergeneeskundige bijstand. c. Vlotte kredietfaciliteiten. De commissie ziet vooral de kredietverlening Naar schatting wordt 10 a 15 °/o van de Neder landse varkensstapel met behulp van geld van voeder- of varkenshandelaren gemest. 31

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 33