FINANCIEEL OVERZICHT Terugblik op 1959 In tegenstelling tot een jaar geleden, moeten wij thans bij de intrede van het nieuwe jaar vaststellen, dat de koersen zich op de obliga tiemarkt gedurende het afgelopen jaar bin nen betrekkelijk nauwe grenzen hebben be wogen. Terwijl aan het einde van 1958 ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar koersstijgingen bij de staatsleningen waren ingetreden tot ca 6 °/o hetgeen gepaard was gegaan met een gemiddelde rendements daling van 1 °/o geven de koersen thans over het gehele afgelopen jaar slechts kleine veranderingen te zien. Ook nu zijn die intus sen toch nog als regel naar boven gericht. Men kan op grond hiervan dus vaststellen, dat de rentestand nog iets lager is geworden, gemeten aan de verhouding tussen uitkerin gen en beurswaarde, maar veel heeft het niet te betekenen gehad. Voor de staatsleningen beweegt het rende ment zich bij het begin van het nieuwe jaar op een niveau, dat ten hoogste ca 4V2 uit maakt en b.v. voor de 3V2 lening 1947, de Staffellening, op rond 4 uitkomt. De koers van deze laatste lening is gedurende 1959 per slot van rekening vrijwel stabiel gebleven, nadat deze eind augustus 21/a hoger was geweest dan op het ogenblik, nl. ca 94V2 tegen 92 Het valt trouwens in dit verband men zie onze koerstabel op, dat de koer sen der staatsleningen op laatstgenoemd tijd stip algemeen de hoogste stand te zien geven. De markt heeft dan ook in de latere maanden de druk ondervonden van de emissiebedrij vigheid, die een te grote afmeting aannam en met enkele 4V4 °/o gemeenteleningen werd overvoerd. Zonder in herhaling te vervallen van hetgeen wij vroeger terzake reeds hebben uiteengezet, volstaan wij hier met te vermel den, dat de Bank voor Nederlandsche Ge meenten in dezelfde periode achtereenvol gens twee 4 V2 °/o leningen ter grootte van resp. 100 miljoen en 75 miljoen a pari heeft uitgegeven en dat toen ook een zekere druk is uitgegaan van een verdere verhoging van het officiële disconto in de Verenigde Staten van 3V2 tot 4 °/o. Inmiddels heeft de leningmarkt zich in de laatste maanden van 1959 aan die druk kun nen ontworstelen, zodat daar thans bij het begin van het nieuwe jaar een tamelijk vaste stemming heerst, die gepaard gaat met een neiging tot stijging van de koersen. Opmerkelijke koersverschillen Allereerst echter moeten wij nog even stil staan bij de koersen van ultimo 1959. Tot de uitzonderlijke verliezers in de sector van de staatsleningen behoren de 3 Dollarlening 1947 en de 21/2% Grootboekobligaties der Nederlandse Werkelijke Schuld. Deze zijn vergeleken met een jaar tevoren met respec tievelijk 2V2 en 2V4 punt gedaald. In het eerste geval heeft men voor een belangrijk deel te doen met een invloed, teweeggebracht ln deze terugblik op 1959 wordt allereerst aandacht gewijd aan het koersverloop op de obligatiemarkl. De koersen per ultimo 1959 ontvangen hierbij bijzondere aandacht. Nauw verband tussen rentestand, tarieven voor schatkistpapier, officieel disconto en beschikbare liquiditeiten. Vervolgens worden besproken deviezenpositie en betalingsbalans. Een korte beschouwing over de emissiebedrijvigheid en over de positie van de schatkist besluiten deze terugblik. 19

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1960 | | pagina 21