tegen ernstige verstoringen in de prijsvor ming op de internationale markt; het blijft noodzakelijk landbouwpolitiek te voeren. Bescherming van de industrie Uitdrukkelijk kan worden vastgesteld, dat de hulp, welke onder de huidige omstandig heden aan de landbouw wordt geboden, in genen dele verschilt van de bescherming, die ook de industrie geniet. Voor tal van industrieprodukten kent men vaak hoge in voertarieven, waardoor de gebruiker belang rijk meer betaalt dan bij vrije import het geval zou zijn (kleding, schoenen, dekens 25 pet., zeep idem, radio's 20 pet., kachels 18 pet., aardewerk 15 pet., papier 10 pet., enz. Tevens wordt de industrie beschermd door ondernemersafspraken en kartelvor ming. De vaste prijs voor vele merkartikelen is waarschijnlijk van meer betekenis dan de garantieprijs in de landbouw. Landbouwbeleid Het landbouwbeleid en vooral de wijze waarop daaraan concrete inhoud wordt ge geven heeft in de maand november weer eens in het middelpunt van de belangstelling gestaan. De voor oogst 1960 in het vooruitzicht te stellen prijzen voor enkele akkerbouwpro- dukten (tarwe, voergranen, suikerbieten en fabrieksaardappelen) en de melkprijs werden door de regering vastgesteld en gepubliceerd. Vooral de door de minister gegeven moti vering inzake de afwijking van de resultaten van de L.E.I.-kostprijsberekeningen bij de vaststelling van de melkprijs en het voor nemen om het fabrieksaardappelbeleid te realiseren via een ha-toeslag, ondervonden ernstige kritiek van het georganiseerde be drijfsleven. Het Landbouwschap dat, evenals in voorgaande jaren, bij de minister prijsvoorstellen had ingediend en verdedigd zag zich opnieuw genoodzaakt de leden van de Staten-Generaal te wijzen op de ge varen van 's ministers beleid. Reeds eerder had de minister in zijn be kende „Nota inzake het in de toekomst te voeren landbouwbeleid" het voornemen kenbaar gemaakt om het garantiebeleid in mindere mate dan tot dusverre aan het niveau van de kostprijzen te koppelen. Minister Marijnen heeft voor zijn standpunt een vijftal argumenten aangevoerd: de eigen verantwoordelijkheid van de agrarische pro ducenten, nationaal-economisch ongewenste consequenties van het baseren van de garantieprijzen op de kostprijzen, de ont wikkeling in E.E.G.-verband, het verband tussen het garantiebeleid en het gedifferen tieerde loonbeleid en tenslotte de budgetaire consequenties. De voorgenomen „ontkoppeling" welke in de kringen van de georganiseerde landbouw, wegens het introduceren van een zeker ele ment van willekeur in het garantiebeleid, reeds zoveel ongerustheid had verwekt heeft ook bij de debatten rond de begroting van landbouw in de Tweede Kamer der Staten-Generaal in het middelpunt van de belangstelling gestaan. Afgezien van een enkele opmerking over virusvrije aardbei- planten, het landbouwonderwijs en de cul tuurtechnische werken, concretiseerde de discussie zich geheel op het door minister Marijnen beoogde garantiebeleid. Daarbij werd vooral de vrees geuit, dat wanneer de minister afwijkt van de kostprijsberekenin gen en het resultaat van de prijsvaststelling achteraf afmeet naar de rentabiliteit van de bedrijfsvoering, een dergelijk beleid te veel tendeert naar een inkomensbeleid, naar een „verzorgingspolitiek". „Als een agrariër in goede doen zat minister Marijnen dit alles moederziel alleen achter de regeringstafel aan te horen", aldus een van de dagbladen. Alleen, want als maar weinigen zijner ambtgenoten beheert hij zijn departement zonder de hulp van een staats secretaris. (Het getal zijner ambtenaren in de loges was echter aanzienlijk). Uren aan een heeft de minister zo naar al de bezwaar den of critici uit de Kamer zitten luisteren, waarbij aan zijn gezicht niet was te zien of hij zich, mogelijk, verveelde of ook maar ergerde. Ondanks de kritiek hield de minister echter voet bij stuk. Centraal werd daarbij gesteld, dat „het landbouwbeleid gericht dient te worden op het scheppen van een zodanig klimaat, dat de land- en tuinbouw in staat zijn, zowel via een verantwoord produktie- partroon als via een aan de eisen van de tijd aangepaste organisatie en efficiëntie van de produktie, hun belangrijke bijdrage te leve- 326

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 8