goed begrip te worden gemaakt. In de eerste plaats moet gewezen worden op het feit, dat de stijging van het kredietvolume, dus van de omvang der door het bankwezen verstrekte kredieten, zich uitsluitend in de laatste drie maanden heeft voltrokken. In de tweede plaats was er geen sprake van bijzondere spanningen, die het aandraaien van de dis- contoschroef noodzakelijk zouden hebben ge maakt. Dat de kredietverlening op zichzelf nog allerminst een buitensporige omvang had be reikt, kan blijken uit het feit, dat het niveau nog lager was dan einde september 1957, toen onze betalingsbalans aan zware druk was blootgesteld en het disconto van de Neder landsche Bank juist tot de hoogste stand voor de laatste jaren van 5% was verhoogd. Maar het nationale inkomen is sedertdien met een kleine 10 °/o gestegen, terwijl het krediet volume in dezelfde periode slechts weinig is veranderd. Er kan derhalve onder deze omstandigheden slechts weinig- reden tot bezorgdheid met be trekking tot de monetaire ontwikkeling hier te lande bestaan. En geheel in overeenstem ming met de gunstige positie waarin ons land verkeert, is het feit, dat de handelsbalans over oktober met een overschot is afgesloten (de uitvoer dekte de invoer voor 102 terwijl ook de betalingsbalans voor de lopende reke ning een overschot moet hebben opgeleverd. Daarop hebben wij ook bij onze vorige be spreking nog de aandacht gevestigd. Waarschuwingssein De discontoverhoging is dan ook kennelijk bedoeld als een waarschuwingssein van de Nederlandsche Bank, die klaarblijkelijk niet wil riskeren, dat van de rentestand een te sterke stimulans op de expansie zou kunnen uitgaan. Anders gezegd: de krachten, die tot expansie stimuleren, worden zo krachtig ge acht, dat er geen aanleiding kan bestaan daarnaast een extra stimulans in de vorm van een lage rente in stand te houden. Kredietexpansie en produktiestijging Ten aanzien van de kredietverlening in het derde kwartaal van dit jaar blijk uit de maandelijkse publikaties van het Centraal Bureau van de Statistiek, dat deze in juli steeg met 136 miljoen, in augustus met 51 miljoen en in september met 81 mil joen. In totaal derhalve beliep de stijging 268 miljoen, terwijl er sedert einde 1958 in totaal slechts een uitbreiding van de kredietverlening met netto 277 miljoen is geweest. Daardoor wordt dus wel bevestigd, dat de kredietverlening in de laatste maanden in een fors tempo is toegenomen, hetgeen dus een zekere waakzaamheid stellig recht vaardigt. Maar op grond van de hierboven genoemde argumenten is van een inflatoire kredietexpansie zeker nog geen sprake. Tegenover de kredietuitbreiding in dit jaar valt te wijzen op een uitbreiding van de pro- duktie sedert september 1958 tot een omvang van bijna 14V2%. Het is weliswaar min of meer toevallig,dat de omvangvan de krediet verlening aan de binnenlandse private sector in de loop van dit jaar eveneens met ruim 14 °/o is toegenomen, maar een en ander wijst niettemin op de handhaving van de verhou ding tussen geld- en goederenvolume. Zulks te meer daar de deviezenreserves van de Nederlandsche Bank in de loop van dit jaar (men zie ons vorig maandoverzicht) in feite nauwelijks zijn veranderd en de deviezen- baten, die werden verkregen, door het bank wezen in het buitenland werden uitgezet. Dit laatste omdat in het buitenland een belang rijk hogere rente dan hier te lande voor kort lopende beleggingen (schatkistpapier e.d.) te maken is. Nog slechts gering effect Zolang het particuliere bankwezen echter over een extra liquiditeitsreserve van IV2 miljard in de vorm van uitzettingen in het buitenland bezit, kan een discontoverhoging bij de huidige stand van handels- en be talingsbalans voor de binnenlandse geld- en kapitaalsector geen belangrijke gevolgen met zich brengen. De geldmarkt is en blijft ruim en indien de Nederlandsche Bank daarin ver andering zou willen brengen door de ver plichte dekking van particuliere banken te verhogen (dit percentage is op 22 oktober op 7 gehandhaafd, hetgeen overeenkomt met een verplichte dekking voor het gezamenlijk bankwezen van rond 420 miljoen) dan zouden de banken eenvoudig gelden uit het buitenland terugtrekken om hun kasgelden weer te versterken. Onder de bestaande om standigheden is het dan ook zeer moeilijk 338

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 20