1.000, 1.500, 2.000, 2.500, 3.000, 3.500, 4.000 4.500,— 5.000,— 5.500,— 6.000,— 6.500,— 7.000,— 7.500 8.000 8.500,— 9.000,— 9.500,— 10.000,— 47,50 71,25 95- 118,75 142,50 166,25 190, 213,75 237,50 261,25 285,— 308,75 332,50 356,25 380, 403,75 427,50 451,25 475, 100,- 150,- 200,- 250,- 300,- 350,- 400,- 450,- 500,- 550,- 600,- 650,- 700,- 750,- 800,- 850,- 900,- 950- 1.000,- 4,75 7,13 9,50 11,88 14,25 16,63 19, 21,38 23,75 26,13 28,50 30,88 33,25 35,63 38,— 40,38 42,75 45,13 47,50 10,— 15- 20- 25,- 30, 35, 40,— 45,- 50,— 55,— 60,— 65,— 70- 75- 80, 85, 90, 95,— 100, 0,48 0,71 0,95 1,19 1,43 1,66 1,90 2,14 2,38 2,61 2,85 3,09 3,33 3,56 3,80 4,04 4,28 4,51 4,75 Ofschoon wij meenden, dat het aanschrijven van voorschotnemers ter herinnering aan de betaling van rente en aflossing omstreeks be gin december onder het begrip tijdig viel, vernamen wij dezer dagen van een kassier, dat bij hem een groot aantal voorschotnemers reeds in de maand november komt betalen. „Zij hebben het toch in de kast liggen en het verlicht de decemberdrukte" aldus deze kas sier. Wij hopen, dat het stralende zomerweer dit jaar geen roet in het eten zal gooien. Nieuw benoemde kassiers verwijzen wij naar de Raiffeisen-Bode van november 1958 (pagina 269) in het bijzonder wat het gebruik van de formulieren 062 en 252A aangaat. Wat de renteberekening van de voorschotten betreft, zal het vooral indien vele voor schotten uitstaan aanbeveling verdienen een tabel samen te stellen. Indien uitgegaan wordt van een rente ad 4,75 's jaars, zullen de uitkomsten voor de berekening van een jaar rente over de begin- saldi aan de hand van bovenstaande tabel in de meeste gevallen met één oogopslag zijn vast te stellen. Het is natuurlijk veel doelmatiger het op deze wijze te doen dan voor ieder bedrag telkens opnieuw een berekening te gaan uitvoeren, nog afgezien van het feit, dat in de tabel voorkomende bedragen als juist kunnen wor den aangenomen, omdat het laatste bedrag 10 maal zo groot moet zijn als het eerste be drag, rekening houdende met afrondingen. In het eerste geval zullen steeds vermenig vuldigingen moeten plaats vinden, waarbij de kans bestaat een of meer fouten te maken. Bij 2.400,behoort dus een rentebedrag ad 95,plus ƒ19,is 114,en bij 670,—: 28,50 3,33 is 31,83. Wellicht ten overvloede merken wij op, dat de berekende rentebedragen van deze tabel len worden verkregen door ieder voorgaand bedrag met een vast bedrag te vermeerderen. Men behoeft slechts eenmaal deze optelling uit te voeren; de andere kolommen worden uit de eerste kolom afgeleid door de komma 1 cijfer naar links te verplaatsen en het be treffende rentebedrag af te ronden. Indien de over de beginsaldi vastgestelde rentebedragen een totaaltelling opleveren, welke ongeveer gelijk is aan 4,75 °/o over het bedrag aan uitstaande voorschotten per 1 januari 1959, kan aangenomen worden, dat desbetreffende berekening juist is. Een ver schil, dat meestal niet noemenswaardig mag zijn, kan voortvloeien uit afrondingen. Kapitaal 1 jaar rente a 4,75 Kapitaal 1 jaar rente a 4,75 °/o Kapitaal 1 jaar rente a 4,75 °/o 315

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1959 | | pagina 37